Zalmen leggen grote afstanden af in rivieren. Om deze verplaatsingen te kunnen volgen, wordt een aantal zalmen voorzien van een zendertje. De energie voor deze zendertjes wordt geleverd door zilveroxidebatterijtjes. De volgende halfreacties vinden plaats bij stroomlevering:
Ag2O + H2O + 2 e– --> 2 Ag + 2 OH–
Zn + 2 OH– --> ZnO + H2O + 2 e–
De zilveroxidebatterijtjes zijn te groot en te zwaar voor jonge zalm.
Daarom hebben Amerikaanse onderzoekers een kleiner en lichter batterijtje, een zogenoemd zalmbatterijtje, ter grootte van een rijstkorrel ontwikkeld.
In figuur 1 is de opbouw van het batterijtje schematisch weergegeven.
Het batterijtje wordt als volgt gemaakt:
- Een aluminiumgaasje wordt ingesmeerd met een pasta van carbofluor.
- Dit gaasje wordt tussen twee dunne laagjes polypropeen (PP) gelegd.
- Daarop komt een dun velletje lithium.
- Aan de elektroden (het aluminiumgaasje en het lithiumvelletje) zijn koperdraadjes bevestigd.
- De vier laagjes worden opgerold en in een kokertje gestopt.
- Het kokertje wordt gevuld met elektrolyt en daarna dichtgemaakt.
- Alleen de twee koperdraadjes steken uit het kokertje.
De elektrolyt is een organisch oplosmiddel waarin de stof LiPF6 is opgelost.
LiPF6 bestaat uit twee soorten deeltjes: Li+ en PF6−.
Carbofluor wordt aangeduid met de formule CFx.
In deze formule is x een getal dat kleiner is dan 1,25.
Wanneer het batterijtje stroom levert, treden de volgende halfreacties op:
CFx + x e‒ --> C + x F‒
Li --> Li+ + e‒
Figuur 2 toont een microscoopopname van een deel van het laagje polypropeen.
In figuur 2 is te zien dat het polypropeen niet dicht is, maar gaatjes heeft.
Een van de redenen waarom in het zalmbatterijtje lithium wordt gebruikt in plaats van zink is dat 1,00 gram lithium meer elektronen kan leveren dan 1,00 gram zink.
uitleg, gebruik de tijdcodering om naar de juiste vraag te gaan https://www.youtube.com/watch?v=z9zbfNbOaq4