Bij het afronden op één decimaal kijk je naar de tweede decimaal.
Is het cijfer lager dan 5, dan blijft de eerste decimaal onveranderd.
Is het cijfer een 5 of hoger, dan wordt de eerste decimaal 1 hoger.
Bij het afronden op twee decimalen kijk je naar de derde decimaal.
Bij het afronden op een heel getal kijk je naar het eerste cijfer achter de komma.
Rond pas af bij je eindantwoord en niet tijdens de berekening.
Maken:
Niv. 4: Opdracht 1 t/m 5
Niv. 3: de docent geeft aan welke opdrachten je moet maken.