Je kunt tijd uitdrukken in verschillende eenheden zoals: eeuwen, jaren, minuten en seconden.
Voorbeeld
1 eeuw = 100 jaar |
1 maand = 30 of 31 dagen |
1 jaar = 12 maanden |
februari = 28 of 29 dagen |
1 jaar = 365 of 366 dagen |
1 etmaal = 24 uur |
1 jaar = 4 kwartalen |
1 dag = 24 uur |
1 kwartaal = 3 maanden |
1 uur = 60 minuten |
1 kwartaal = 13 weken |
1 kwartier = 15 minuten |
1 week = 7 dagen |
1 minuut = 60 seconden |
Bij het noteren van een tijdsduur gebruik je een dubbele punt tussen uren, minuten en seconden. Een deel van een uur, minuut of seconde noteer je na een komma in tienden, honderdsten of duizendsten.
Voorbeeld
Edwin van der Sar liep de New York Marathon in 04:19:15.
Hoeveel minuten liep hij?
Hij liep 4 uur, 19 minuten en 15 seconden.
Hoeveel minuten is hij onderweg? .........
˙uǝʇnuıɯ 52'952 = 06 : 51 + 91 + 06 × 4
De analoge klok gaat van 0 tot 12 uur.
De digitale klok heeft een 12-uursnotatie of een 24-uursnotatie.
Bij de 12-uursnotatie worden de afkortingen AM (voor de middag) en PM (na de middag) gebruikt.
Maken:
Niv. 4: Opdracht 1 t/m 14
Niv. 3: de docent geeft aan welke opdrachten je moet maken.