Bij vermenigvuldigingen van een geheel getal met 10, 100, 1000 enovoort komen er één of meerdere nullen achter het getal. Je telt het aantal nullen voor het juiste aantal nullen in het antwoord.
Bij het vermenigvuldigen van decimale getallen met 10 verschuift de komma 1 plaats naar rechts. Bij vermenigvuldigen met 100 verschuift de komma 2 plaatsen naar rechts.
Bij vermenigvuldigen met 0,1 verschuift de komma 1 plaats naar links.
Bij vermenigvuldigen met 0,01 verschuift de komma 2 plaatsen naar links.
Maken:
Niv. 4: Opdracht 1 t/m 5
Niv. 3: de docent geeft aan welke opdrachten je moet maken.