Theorie: De tekstindeling
Een tekst bestaat meestal uit drie delen: een inleiding, een kern en een slot.
Het eerste deel van een tekst is de inleiding. Hierin wordt duidelijk wat het onderwerp van de tekst is. Ook probeert de schrijver je uit te nodigen tot het verder lezen van de tekst. Daarvoor moet je aandacht en nieuwsgierigheid als lezer worden getrokken.
Hoe trekt de de schrijver de aandacht van de lezer?
● De schrijver stelt een vraag: ‘Heb jij ook altijd zo’n last van rode ogen, een kriebelende keel en een loopneus in het voorjaar?’
● De schrijver geeft een voorbeeld: ‘Als je eenmaal hooikoorts hebt, kom je er nooit meer vanaf. Dat is een van de fabels die er bestaan over deze vervelende allergie.’
● De schrijver komt met een opmerkelijk feit: ‘Japanse onderzoekers hebben ontdekt dat een halfuur lang zoenen helpt tegen hooikoorts.’
● De schrijver vertelt een anekdote: ‘Mijn vriend Johan moest vorige week zo hard niezen door zijn hooikoorts, dat hij in een greppel fietste. Dat hielp niet, want toen lag hij met zijn neus tussen de pollen.’
De kern is het middendeel van de tekst en bevat alle deelonderwerpen die horen bij het onderwerp. Bijvoorbeeld:
- De tekst geeft een mening over iets (=onderwerp) en geeft daar verschillende argumenten bij (=deelonderwerpen);
- De tekst gaat over een gebeurtenis (=onderwerp) en geeft daarbij weer wat er na elkaar allemaal plaatsvindt binnen die gebeurtenis (=deelonderwerpen);
- De tekst stelt een probleem centraal (=onderwerp) en behandelt verschillende oplossingen (=deelonderwerpen);
- In de tekst wordt een vraag gesteld (=onderwerp) die op verschillende manieren beantwoord wordt (=deelonderwerpen)
Alle informatie die bij elkaar hoort over een deelonderwerp, staat ook meestal in een alinea. Is er veel informatie over een deelonderwerp, dan kunnen er meer alinea’s gebruikt worden voor een deelonderwerp. Om extra duidelijk te maken wat er in een alinea aan bod komt, worden soms tussenkopjes gebruikt.
Het laatste deel van een tekst is het slot. Hierin wordt het belangrijkste uit de tekst kort samengevat en sluit daarmee aan bij de inhoud van de inleiding. Op die manier is een tekst een logisch, afgerond geheel.
Daarnaast kan het slot een conclusie bevatten, die getrokken wordt op basis van de kern van de tekst. Vaak is dat het geval bij een tekst waarbij in de kern argumenten worden gegeven bij een bepaalde mening. Wordt er in de tekst een probleem centraal gesteld, dan is het slot de plek om de belangrijkste oplossing te noemen. En staat er in de inleiding een vraag? Dan dient deze in het slot beantwoord te worden.
In principe staat er in het slot dus nooit nieuwe informatie. Maar alleen een samenvatting, conclusie, oplossing of antwoord is soms wat saai. Daarom kiezen schrijvers vaak voor een verrassende ‘uitsmijter’ als afsluiting. Bijvoorbeeld:
- een vraag die lezers aan het denken zet: ‘Wat zullen onze achterkleinkinderen ervan vinden dat wij onze auto’s nog zelf besturen?’
- een prikkelende stelling: ‘We kunnen dus wel stellen dat de minister van Onderwijs haar huiswerk slecht heeft gedaan.’
- een oproep om iets te doen of juist te laten: ‘Dus waar wacht je nog op? Trek aan die hardloopschoenen!’
Bij nieuwsberichten ontbreekt meestal een slot; in deze berichten staat het belangrijkste altijd al in het eerste deel van de tekst. Zo wordt de aankondiging van het onderwerp dan in de inleiding gedaan en bevat de kern alle achtergrondinformatie. |