3.2 Zuurtegraad

Alle waterige oplossingen hebben een pH. Een pH is een getal dat aangeeft hoe zuur een vloeistof is. Zure vloeistoffen hebben een pH die kleiner is dan 7. Hoe lager de pH, hoe zuurder de vloeistof. Zure vloeistoffen smaken zuur. Hoe zuurder de vloeistof, hoe gevaarlijker de vloeistof is. Het tegenovergestelde van zuur is basisch. Basische vloeistoffen hebben een pH groter dan 7. Hoe hoger de pH, hoe basischer de vloeistof. Basische vloeistoffen smaken zeepachtig en voelen glad aan. Een vloeistof met een pH van 7 is niet zuur en niet basisch. Een dergelijke vloeistof is neutraal. In de praktijk noemen we een vloeistof neutraal, als de pH tussen de 6 en 8 ligt.

Omdat het erg onverstandig is vloeistoffen te proeven, gebruik je een pH-meter of een pH-papiertje om de pH te meten. Je kunt ook indicatoren gebruiken

Scheikundigen hebben allerlei stofjes uitgevonden die zij indicatoren of reagens noemen. Vrij vertaald betekent dat: aanwijzers. Indicatoren worden gebruikt om uit te zoeken of er ergens een bepaalde stof aanwezig is of niet. Een indicator geeft een zichtbaar signaal (een kleur of een kleurverandering), als de gezochte stof aanwezig is. Een indicator gebruik je om de pH te bepalen en een reagens om de aanwezigheid van een bepaalde stof aan te tonen.