Week 1:
hoofdstuk 10 vergaderen en notuleren hoofdstuk 15 Omgaan met conflicten
Samenwerkingsverbanden, overlegvormen Opdracht 1 Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over vergaderen en notuleren opfrist. Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 2: Agenda en notuleren Voorbeeld opzetten agenda : http://www.factor-e.nl/saw/images/stories/Mondriaan/Werkmodellen/Training/Vergaderagenda.pdf
Opdracht 2 Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door:
Opdracht 3 Lees de tekst over de agenda in Hoofdstuk 10.3 en beantwoord de volgende vragen. Waar of niet waar? Leg uit waarom iets niet waar is.
Notuleeroefening- agendapunt rookpauzes https://www.edu-actief.nl/secretarieel-info/nieuws/764-voorbeeldmateriaal-uit-de-module-notuleren 10 minuten a. Welk doel heeft het vergaderpunt?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 3: Voorzitten Opdracht 4 Lees de tekst over de taken van de voorzitter in Hoofdstuk 10.4 en het tintvlak en beantwoord de volgende vragen.
Opdracht 5 Lees de tekst over notuleren in Hoofdstuk 10.6 en beantwoord de volgende vragen.
Opdracht 6 Het doel van deze opdracht is dat je niveaus en aspecten herkent in een praktijksituatie. In deze opdracht leer je een vergadering voor te bereiden, een vergadering voor te zitten en te notuleren. Lees voor deze opdracht ook de tips in de praktijk (thema 10)
Vorm groepjes van vier personen en wijs een woordvoerder aan. Speel met elkaar het volgende rollenspel. Formuleer met elkaar een aantal aanbevelingen voor de voorbereiding, de voorzitter en de notulist. De woordvoerder brengt deze aanbevelingen in de groep.
Rollenspel Karin is groepsleider voor kinderen met een licht verstandelijke beperking. Zij heeft de taak een uitstapje te bedenken. Dit uitstapje bedenkt ze samen met haar collega’s Hans, Rachid en Najma.
De rollen Karin is voorzitter. Hans is pas net begonnen als groepsleider en houdt zich een beetje op de achtergrond. Rachid is creatief in het bedenken van leuke uitstapjes maar verzint steeds weer iets anders. Hij heeft daarbij een dubbele agenda; hij wil namelijk helemaal geen uitstapje, hij vindt uitstapjes met deze groep veel te gevaarlijk. Najma is de praktische en constructieve in deze groep en denkt steeds aan de organisatorische gevolgen van wat geopperd wordt. Zij is gek op uitstapjes. Zij is ook de notulist; dus een dubbele taak: mee discussiëren en notuleren.
De voorbereiding
Het spel De vergadering duurt een kwartier. Aan het eind moet er een besluit liggen en zijn verdere afspraken gemaakt.
Nabespreking (ongeveer tien minuten tot een kwartier)
Overige Inspiratie voor week1 t/m 4: https://richarddehoop.nl/upload/file/Overleggen%20en%20vergaderen.pdf
https://patrickschriel.nl/2012/06/17/effectief-vergaderen-en-vergadertechnieken-met-resultaat/
Werkvormen om te vergaderen https://ambrassade.be/sites/default/files/pagina/4._werkvormen_en_vergaderen.pdf
Powerpoint Profi-leren Communicatie en Organisatie dia 92 t/m 100 ( hoofdstuk 10)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 4: Discussie en besluitvorming
Discussie: theorie Om een goede discussie op gang te brengen moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: - goed naar elkaar luisteren ( maak evt. aantekeningen) - iedereen krijgt ruimte om te zeggen wat hij wil - iedereen beargumenteert zijn bijdrage aan de discussie - er wordt niet aan de hoofdlijnen van de discussie afgeweken
De verschillende stappen in de discussie Bereid je goed voor op de discussie, vorm je een beeld van de discussie en op welke manier er gediscussieerd kan worden en hoeveel tijd je denkt nodig te hebben voor de discussie. Ga voor jezelf na wat jouw bijdrage aan deze discussie kan inhouden; als je je mening wilt geven, beargumenteer die dan goed; als je informatie wilt inbrengen, zorg er dan voor dat je daarop goed bent voorbereid; als je nieuwe woorden of begrippen inbrengt, zorg er dan voor dat je die goed kunt omschrijven. Maak eventueel een lijstje van punten die je in de discussie wilt inbrengen; stel eventueel een aantal vragen op waarop je in de discussie een antwoord wilt krijgen. In een discussie worden de volgende stappen genomen:
Stap 1: vaststellen van doel(en) van de discussie
Stap 2: definiëren van de begrippen
Stap 3: het maken van een tijdsindeling. Geef dit per punt aan en neem ook tijd voor de inleiding en de afronding
Stap 4: de eigenlijke discussie. Vat na elk punt dat besproken is kort samen wat hierover gezegd is. Tijdens de discussie stimuleren de groepsleden elkaar om hun bijdrage te leveren, stellen vragen, geven hun gedachten, gevoelens en ideeën weer.
Stap 5: resultaat van de discussie. Welke nieuwe feiten en meningen zijn naar voren gekomen die van belang zijn, welke punten moeten opnieuw ter discussie worden gesteld? Wat zou het doel van een verdere discussie kunnen zijn?
Stap 6: evaluatie van de discussie. Is het doel bereikt binnen de gestelde tijd? Deed iedereen mee? Waarom waren sommige mensen meer aan het woord dan anderen? Welke veranderingen en verbeteringen zien we voor de volgende discussie?
Opdracht discussie De discussie zal gaan over ouderbetrokkenheid. De betrokkenheid van ouders varieert sterk en heeft invloed op de activiteiten die binnen de opvang/school kunnen plaats vinden. Na afloop van de discussie een standpunt over dit probleem innemen. Daarbij zijn de belangrijkste punten: - wat is ouderbetrokkenheid? - is het nodig om ouders te stimuleren om meer betrokkenheid te tonen? - is er voldoende aan gedaan om ouders bij de opvang/school te betrekken - welke mogelijkheden zien we hiervoor?
Er kan ook voor een ander onderwerp worden gekozen; b.v. studentenbetrokkenheid bij het onderwijs op het Noorderpoort en de bereidheid om hierin mee te denken( burgerschap).
Controleren van de discussie Observatielijst (1)
Nummer 1 is b.v. Jaap, nummer 2 is Bart. Als Jaap iets tegen Bart zet, dan krijgt het hokje onder Bart ( onder 2) een streepje. Op zo’n manier kun je turven wie tegen wie praat en hoe vaak je in het totaal aan het woord bent geweest.
Observatielijst (2)
In een evaluatie kon zo ieders bijdrage worden bekeken en kun je bezien of je iets wilt veranderen en vervolgens proberen verbeteringen aan te brengen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 5: DISC en BONO, besluiten nemen
DISC Opdracht: lees de informatie over DISC. * Maak de DISC test, bekijk en bespreek de resultaten met twee klasgenoten. https://www.123test.nl/disc-test/ * Herken je de uitkomsten? * Hoe zien je klasgenoten jou? *Waar heb jij het meeste moeite mee en wat wil je de komende lessen ontwikkelen?
De denkhoeden van De Bono Een goede techniek om samen tot het juiste besluit te komen, is gebruikmaken van de zes denkhoeden van De Bono. Hiermee kun je vanuit verschillende perspectieven naar een vraagstelling of een probleem kijken. Deze techniek is ontwikkeld door Edward de Bono. Hij gaat uit van het idee dat mensen vaak geneigd zijn problemen steeds op dezelfde manier te benaderen. Door de denkhoeden te gebruiken, word je gedwongen om het probleem ook eens van een andere kant te bekijken. Een denkhoed staat voor een manier van denken. Er zijn zes denkhoeden, elke kleur symboliseert een andere manier van denken. Je kijk op een situatie hangt dus af van de hoed die je op hebt. De denkhoedentechniek is bij uitstek een manier om binnen besluitvorming de creativiteit te bevorderen. Vanuit een volledig gezichtspunt bekijk je de vraagstelling. Dit levert verrassend nieuwe invalshoeken en alternatieven op. Dit zijn de zes denkhoeden:
Oefening: ‘ communicatiestijlen’ , de hoeden van BONO Doel: Proberen je in te leven in de stijl van een ander. Nagaan wat de invloed is van bepaalde discussie ‘typen’ op het verloop van de discussie. Gebruik maken van non-verbale communicatie.
Voorbereiding: bekijken van de sites over de hoeden van BONO en inlezen rol 30 minuten Uitvoering: 30 minuten Nabespreking: 20 minuten Aantal deelnemers: gehele groep met twee observatoren of de groep splitsen in twee helften met per deelnemer een observator. De observatoren noteren in hoeverre de deelnemer vanuit zijn/haar kleur reageert en wat dit toevoegt aan het te nemen besluit.
Nabespreking: - Hoe vond je het om de rol/stijl van een ander te moeten spelen? - Lukte het om deze rol vol te houden? - Wie was er het minste aan het woord? Hoe vond je dat? - Wat was de invloed van de witte, rode, gele groene, zwarte en blauwe hoed in de discussie? - Lette je erop wat er gezegd werd of had je het druk genoeg om je rol goed te spelen? - Gaf de niet-verbale communicatie je veel informatie? - Let je er tijdens discussies altijd op?
Evaluatie: - Hoe was het om vanuit een kleur te reageren; lukte dit wel of niet - Helpt het kijken vanuit verschillende ‘perspectieven’ bij het nemen van een besluit? - Wat hebben de observatoren gezien en opgemerkt? - - Wat heb je van deze oefening geleerd?
http://www.12manage.com/methods_bono_six_thinking_hats_nl.html
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 6: Samenwerken
suggesties (2) opdrachten samenwerken (2)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 7: Conflicthantering
http://123management.nl/0/030_cultuur/a300_cultuur_13_conflictstijlen.html
https://www.youtube.com/watch?v=yMcoD3SzNNA
https://www.youtube.com/watch?v=PFIydyH2H8Y
Opdracht 1 Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over het omgaan met conflicten opfrist. Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht. 1. Heb je wel eens ruzie of een conflict gehad? 2. Kon je naar jouw gevoel daar goed mee omgaan?
Opdracht 2 Lees de tekst over kenmerken van een conflict in Hoofdstuk 15.2 en onderstaande situaties. Beantwoord de vragen. Situatie 1 Tijdens de werkbespreking hebben Ronald en Rayan een discussie over de regels tijdens het eten met de bewoners van een woonvoorziening voor mensen met een beperking. Zij willen allebei totaal iets anders en de gemoederen lopen hoog op.
Situatie 2 Zafirah en Wilfred werken allang met elkaar samen. Ze zijn het vaak niet met elkaar eens en laten elkaar zoveel mogelijk links liggen. Samen activiteiten organiseren is voor hen een probleem. Beiden vinden het niet leuk om met elkaar te werken. Op een gegeven moment knalt het. Ze krijgen een conflict omdat Zafirah iets anders uitgevoerd heeft dan volgens Wilfred was afgesproken. Beide voelen zich hier vervelend onder. Na een hoog oplopende ruzie besluiten ze de koppen bij elkaar te steken en eens met elkaar uit te zoeken waarom zij zo’n probleem met elkaar hebben.
Opdracht 3 Lees de tekst over conflictmechanismen in Hoofdstuk 15.3 en het tintvlak en maak de volgende opdracht.
Opdracht 4 Lees de tekst over de oorzaken van conflicten en onderstaande situaties. Geef aan welke oorzaak aan het conflict ten grondslag ligt en leg uit waarom.
De personeelsafdeling zegt meer zeggenschap over de salarissen nodig te hebben. De managers kennen in hun ogen te vaak een hoger salaris toe dan volgens de CAO verplicht is. Er ontstaat een echte strijd tussen de managers en de personeelsafdeling.
‘Luister eens’, zegt Joan tegen zijn collega Jalil, ‘als het zo moet, dan hoeft het niet meer van mij. Jij zorgt steeds voor problemen. Je had kunnen weten dat er niet voldoende budget was.’
Opdracht 5 Het doel van deze opdracht is dat je niveaus en aspecten herkent in een praktijksituatie. Je leert nu verschillende conflicthanteringsstijlen te gebruiken. Lees voor deze opdracht de tekst over conflicthanteringsstijlen in Hoofdstuk 15.5 en tip 3 in ‘In de praktijk’. Werkwijze
Conflicthanteringsstijlen:
Rollenspel 1 Werkwijze: Lees onderstaande situatie door. Twee studenten spelen de situatie na. De overige studenten observeren het rollenspel en maken aantekeningen. Zij stellen vast welke stijl van conflicthantering wordt gebruikt. Vervolgens spelen twee andere studenten de situatie na. Nabespreking: welke stijlen heb je gezien? is dit de stijl die het meest bij de speler(s) past? Wat zegt dit over zijn of haar behoeften ( denk aan autonomie, opkomen voor je belangen? Zou je het zelf ook zo aanpakken? Geef feedback aan de spelers.
Situatie 1. Het is een drukke dag op je werk, er moet van alles geregeld en georganiseerd worden. Terwijl jij in gesprek bent met de leidinggevende, komt een collega( invalkracht) woedend naar je toe. Jij hebt vergeten bestellingen te doen waardoor de activiteit, die nu zou starten, niet kan doorgaan. Ze valt tegen je uit, in het bijzijn van je leidinggevende en behandelt je als een klein kind. Dat heeft ze al eerder gedaan, daar heeft ze een handje van.
Rollenspel 2 Werkwijze: Kies vijf spelers: een Pedagogisch Werker en vier groepsleden. De vijf spelers werken de situatieschets uit in een rollenspel. De overige studenten observeren het gesprek vanuit de gegevens over de methode ‘confronteren’. Confronteren: benoem gedrag, gevolg, gevoel,
Nabespreking: Hoe was het om de rol van Pedagogisch werker te spelen? Hoe ging jou die stijl in dit rollenspel af? Past de methode confronteren over het algemeen bij je? Is de stijl confronteren goed toegepast? Of waren er ook andere conflicthanteringsstijlen te herkennen? Is confronteren de juiste stijl om het conflict in deze situatie op te lossen?
Situatie 2 Je werkt als Pedagogisch Werker met een groep kinderen van ongeveer 9 tot 12 jaar. Vier kinderen uit de groep spelen samen een spel. Op een gegeven moment ontstaat er ruzie in een groepje: een van de vier wordt beschuldigd van vals spelen en de kinderen zijn heel kwaad op de valsspeler. Zoiets is al vaker gebeurd en je wilt het conflict oplossen omdat het de sfeer bepaalt. Je besluit om met het groepje in gesprek te gaan en het conflict aan te pakken. Je trekt daar de nodige tijd voor uit. Je gebruikt de stijl confronteren.
Rollenspel 3 Werkwijze: Lees de onderstaande praktijksituatie. Splits de groep in tweeën en wijs uit een groepje Niek aan en uit een ander groepje Nora. Deze beide studenten voeren een onderhandelingsgesprek. De overige studeten observeren de stijl van conflicthantering die elke speler toepast. Welke stijl is kenmerkend voor het gesprek? Herhaal het rollenspel nog een keer; nu met andere spelers en een andere stijl. Welke stijl is in deze situatie het meest constructief?
Niek Tijdens de BPV vraagt Nora aan Niek of hij een paar taken van haar wil overnemen. Nora moet dringend weg, ze moet naar de tandarts. Dat betekent dat Niek iets langer moet doorwerken. Dat vindt hij voor een keer niet zo erg, hij is erg collegiaal. Het valt hem echt op dat Nora dat al twee keer eerder heeft gevraagd de afgelopen drie maanden. Nora had welk een keer een goede reden, net zoals deze keer, maar Niek wil haar deze keer niet zomaar ter wille zijn. Hij vindt dat hij deze keer mag onderhandelen. Er mag nu welk iets tegenover staan, vindt hij.
Nora Nora heeft de laatste tijd wat tegenvallers; doktersbezoeken, tandarts en andere vervelende zaken. Gelukkig is het team uitgebreid met een boventallige stagiair. Ze hebben wel eens andere gehad. Nora durft Niek dan ook wel eens te vragen als de nood aan de man komt om in te springen. Hij is in staat om zelfstandig een klus te klaren. Deze keer is Nora echter verrast: Niek zet niet meteen “Ja, natuurlijk”, als ze zijn hulp vraagt nu ze met spoed naar de tandarts moet. Hij wil het er met haar over hebben. Ze is verbaasd en kijkt hem vragend aan.
Huiswerk voor week 8: Casus bedenken.*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 8: Zie week 7
Casus over een conflict bedenken of laten maken, op papier zetten. Wat was de situatie? Waar speelt het zich af? Wie zijn er bij betrokken? De casus wordt door een andere groep uitgespeeld.
Reflectie over jouw manier van conflicthantering.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 9:
Inleveren lesmap met opdrachten en terugblik leerlijn
|
Week 1:
hoofdstuk 10 vergaderen en notuleren hoofdstuk 15 Omgaan met conflicten
Samenwerkingsverbanden, overlegvormen Opdracht 1 Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over vergaderen en notuleren opfrist. Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 2: Agenda en notuleren Voorbeeld opzetten agenda : http://www.factor-e.nl/saw/images/stories/Mondriaan/Werkmodellen/Training/Vergaderagenda.pdf
Opdracht 2 Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door:
Opdracht 3 Lees de tekst over de agenda in Hoofdstuk 10.3 en beantwoord de volgende vragen. Waar of niet waar? Leg uit waarom iets niet waar is.
Notuleeroefening- agendapunt rookpauzes https://www.edu-actief.nl/secretarieel-info/nieuws/764-voorbeeldmateriaal-uit-de-module-notuleren 10 minuten a. Welk doel heeft het vergaderpunt?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 3: Voorzitten Opdracht 4 Lees de tekst over de taken van de voorzitter in Hoofdstuk 10.4 en het tintvlak en beantwoord de volgende vragen.
Opdracht 5 Lees de tekst over notuleren in Hoofdstuk 10.6 en beantwoord de volgende vragen.
Opdracht 6 Het doel van deze opdracht is dat je niveaus en aspecten herkent in een praktijksituatie. In deze opdracht leer je een vergadering voor te bereiden, een vergadering voor te zitten en te notuleren. Lees voor deze opdracht ook de tips in de praktijk (thema 10)
Vorm groepjes van vier personen en wijs een woordvoerder aan. Speel met elkaar het volgende rollenspel. Formuleer met elkaar een aantal aanbevelingen voor de voorbereiding, de voorzitter en de notulist. De woordvoerder brengt deze aanbevelingen in de groep.
Rollenspel Karin is groepsleider voor kinderen met een licht verstandelijke beperking. Zij heeft de taak een uitstapje te bedenken. Dit uitstapje bedenkt ze samen met haar collega’s Hans, Rachid en Najma.
De rollen Karin is voorzitter. Hans is pas net begonnen als groepsleider en houdt zich een beetje op de achtergrond. Rachid is creatief in het bedenken van leuke uitstapjes maar verzint steeds weer iets anders. Hij heeft daarbij een dubbele agenda; hij wil namelijk helemaal geen uitstapje, hij vindt uitstapjes met deze groep veel te gevaarlijk. Najma is de praktische en constructieve in deze groep en denkt steeds aan de organisatorische gevolgen van wat geopperd wordt. Zij is gek op uitstapjes. Zij is ook de notulist; dus een dubbele taak: mee discussiëren en notuleren.
De voorbereiding
Het spel De vergadering duurt een kwartier. Aan het eind moet er een besluit liggen en zijn verdere afspraken gemaakt.
Nabespreking (ongeveer tien minuten tot een kwartier)
Overige Inspiratie voor week1 t/m 4: https://richarddehoop.nl/upload/file/Overleggen%20en%20vergaderen.pdf
https://patrickschriel.nl/2012/06/17/effectief-vergaderen-en-vergadertechnieken-met-resultaat/
Werkvormen om te vergaderen https://ambrassade.be/sites/default/files/pagina/4._werkvormen_en_vergaderen.pdf
Powerpoint Profi-leren Communicatie en Organisatie dia 92 t/m 100 ( hoofdstuk 10)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 4: Discussie en besluitvorming
Discussie: theorie Om een goede discussie op gang te brengen moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: - goed naar elkaar luisteren ( maak evt. aantekeningen) - iedereen krijgt ruimte om te zeggen wat hij wil - iedereen beargumenteert zijn bijdrage aan de discussie - er wordt niet aan de hoofdlijnen van de discussie afgeweken
De verschillende stappen in de discussie Bereid je goed voor op de discussie, vorm je een beeld van de discussie en op welke manier er gediscussieerd kan worden en hoeveel tijd je denkt nodig te hebben voor de discussie. Ga voor jezelf na wat jouw bijdrage aan deze discussie kan inhouden; als je je mening wilt geven, beargumenteer die dan goed; als je informatie wilt inbrengen, zorg er dan voor dat je daarop goed bent voorbereid; als je nieuwe woorden of begrippen inbrengt, zorg er dan voor dat je die goed kunt omschrijven. Maak eventueel een lijstje van punten die je in de discussie wilt inbrengen; stel eventueel een aantal vragen op waarop je in de discussie een antwoord wilt krijgen. In een discussie worden de volgende stappen genomen:
Stap 1: vaststellen van doel(en) van de discussie
Stap 2: definiëren van de begrippen
Stap 3: het maken van een tijdsindeling. Geef dit per punt aan en neem ook tijd voor de inleiding en de afronding
Stap 4: de eigenlijke discussie. Vat na elk punt dat besproken is kort samen wat hierover gezegd is. Tijdens de discussie stimuleren de groepsleden elkaar om hun bijdrage te leveren, stellen vragen, geven hun gedachten, gevoelens en ideeën weer.
Stap 5: resultaat van de discussie. Welke nieuwe feiten en meningen zijn naar voren gekomen die van belang zijn, welke punten moeten opnieuw ter discussie worden gesteld? Wat zou het doel van een verdere discussie kunnen zijn?
Stap 6: evaluatie van de discussie. Is het doel bereikt binnen de gestelde tijd? Deed iedereen mee? Waarom waren sommige mensen meer aan het woord dan anderen? Welke veranderingen en verbeteringen zien we voor de volgende discussie?
Opdracht discussie De discussie zal gaan over ouderbetrokkenheid. De betrokkenheid van ouders varieert sterk en heeft invloed op de activiteiten die binnen de opvang/school kunnen plaats vinden. Na afloop van de discussie een standpunt over dit probleem innemen. Daarbij zijn de belangrijkste punten: - wat is ouderbetrokkenheid? - is het nodig om ouders te stimuleren om meer betrokkenheid te tonen? - is er voldoende aan gedaan om ouders bij de opvang/school te betrekken - welke mogelijkheden zien we hiervoor?
Er kan ook voor een ander onderwerp worden gekozen; b.v. studentenbetrokkenheid bij het onderwijs op het Noorderpoort en de bereidheid om hierin mee te denken( burgerschap).
Controleren van de discussie Observatielijst (1)
Nummer 1 is b.v. Jaap, nummer 2 is Bart. Als Jaap iets tegen Bart zet, dan krijgt het hokje onder Bart ( onder 2) een streepje. Op zo’n manier kun je turven wie tegen wie praat en hoe vaak je in het totaal aan het woord bent geweest.
Observatielijst (2)
In een evaluatie kon zo ieders bijdrage worden bekeken en kun je bezien of je iets wilt veranderen en vervolgens proberen verbeteringen aan te brengen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 5: DISC en BONO, besluiten nemen
DISC Opdracht: lees de informatie over DISC. * Maak de DISC test, bekijk en bespreek de resultaten met twee klasgenoten. https://www.123test.nl/disc-test/ * Herken je de uitkomsten? * Hoe zien je klasgenoten jou? *Waar heb jij het meeste moeite mee en wat wil je de komende lessen ontwikkelen?
De denkhoeden van De Bono Een goede techniek om samen tot het juiste besluit te komen, is gebruikmaken van de zes denkhoeden van De Bono. Hiermee kun je vanuit verschillende perspectieven naar een vraagstelling of een probleem kijken. Deze techniek is ontwikkeld door Edward de Bono. Hij gaat uit van het idee dat mensen vaak geneigd zijn problemen steeds op dezelfde manier te benaderen. Door de denkhoeden te gebruiken, word je gedwongen om het probleem ook eens van een andere kant te bekijken. Een denkhoed staat voor een manier van denken. Er zijn zes denkhoeden, elke kleur symboliseert een andere manier van denken. Je kijk op een situatie hangt dus af van de hoed die je op hebt. De denkhoedentechniek is bij uitstek een manier om binnen besluitvorming de creativiteit te bevorderen. Vanuit een volledig gezichtspunt bekijk je de vraagstelling. Dit levert verrassend nieuwe invalshoeken en alternatieven op. Dit zijn de zes denkhoeden:
Oefening: ‘ communicatiestijlen’ , de hoeden van BONO Doel: Proberen je in te leven in de stijl van een ander. Nagaan wat de invloed is van bepaalde discussie ‘typen’ op het verloop van de discussie. Gebruik maken van non-verbale communicatie.
Voorbereiding: bekijken van de sites over de hoeden van BONO en inlezen rol 30 minuten Uitvoering: 30 minuten Nabespreking: 20 minuten Aantal deelnemers: gehele groep met twee observatoren of de groep splitsen in twee helften met per deelnemer een observator. De observatoren noteren in hoeverre de deelnemer vanuit zijn/haar kleur reageert en wat dit toevoegt aan het te nemen besluit.
Nabespreking: - Hoe vond je het om de rol/stijl van een ander te moeten spelen? - Lukte het om deze rol vol te houden? - Wie was er het minste aan het woord? Hoe vond je dat? - Wat was de invloed van de witte, rode, gele groene, zwarte en blauwe hoed in de discussie? - Lette je erop wat er gezegd werd of had je het druk genoeg om je rol goed te spelen? - Gaf de niet-verbale communicatie je veel informatie? - Let je er tijdens discussies altijd op?
Evaluatie: - Hoe was het om vanuit een kleur te reageren; lukte dit wel of niet - Helpt het kijken vanuit verschillende ‘perspectieven’ bij het nemen van een besluit? - Wat hebben de observatoren gezien en opgemerkt? - - Wat heb je van deze oefening geleerd?
http://www.12manage.com/methods_bono_six_thinking_hats_nl.html
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 6: Samenwerken
suggesties (2) opdrachten samenwerken (2)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 7: Conflicthantering
http://123management.nl/0/030_cultuur/a300_cultuur_13_conflictstijlen.html
https://www.youtube.com/watch?v=yMcoD3SzNNA
https://www.youtube.com/watch?v=PFIydyH2H8Y
Opdracht 1 Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over het omgaan met conflicten opfrist. Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht. 1. Heb je wel eens ruzie of een conflict gehad? 2. Kon je naar jouw gevoel daar goed mee omgaan?
Opdracht 2 Lees de tekst over kenmerken van een conflict in Hoofdstuk 15.2 en onderstaande situaties. Beantwoord de vragen. Situatie 1 Tijdens de werkbespreking hebben Ronald en Rayan een discussie over de regels tijdens het eten met de bewoners van een woonvoorziening voor mensen met een beperking. Zij willen allebei totaal iets anders en de gemoederen lopen hoog op.
Situatie 2 Zafirah en Wilfred werken allang met elkaar samen. Ze zijn het vaak niet met elkaar eens en laten elkaar zoveel mogelijk links liggen. Samen activiteiten organiseren is voor hen een probleem. Beiden vinden het niet leuk om met elkaar te werken. Op een gegeven moment knalt het. Ze krijgen een conflict omdat Zafirah iets anders uitgevoerd heeft dan volgens Wilfred was afgesproken. Beide voelen zich hier vervelend onder. Na een hoog oplopende ruzie besluiten ze de koppen bij elkaar te steken en eens met elkaar uit te zoeken waarom zij zo’n probleem met elkaar hebben.
Opdracht 3 Lees de tekst over conflictmechanismen in Hoofdstuk 15.3 en het tintvlak en maak de volgende opdracht.
Opdracht 4 Lees de tekst over de oorzaken van conflicten en onderstaande situaties. Geef aan welke oorzaak aan het conflict ten grondslag ligt en leg uit waarom.
De personeelsafdeling zegt meer zeggenschap over de salarissen nodig te hebben. De managers kennen in hun ogen te vaak een hoger salaris toe dan volgens de CAO verplicht is. Er ontstaat een echte strijd tussen de managers en de personeelsafdeling.
‘Luister eens’, zegt Joan tegen zijn collega Jalil, ‘als het zo moet, dan hoeft het niet meer van mij. Jij zorgt steeds voor problemen. Je had kunnen weten dat er niet voldoende budget was.’
Opdracht 5 Het doel van deze opdracht is dat je niveaus en aspecten herkent in een praktijksituatie. Je leert nu verschillende conflicthanteringsstijlen te gebruiken. Lees voor deze opdracht de tekst over conflicthanteringsstijlen in Hoofdstuk 15.5 en tip 3 in ‘In de praktijk’. Werkwijze
Conflicthanteringsstijlen:
Rollenspel 1 Werkwijze: Lees onderstaande situatie door. Twee studenten spelen de situatie na. De overige studenten observeren het rollenspel en maken aantekeningen. Zij stellen vast welke stijl van conflicthantering wordt gebruikt. Vervolgens spelen twee andere studenten de situatie na. Nabespreking: welke stijlen heb je gezien? is dit de stijl die het meest bij de speler(s) past? Wat zegt dit over zijn of haar behoeften ( denk aan autonomie, opkomen voor je belangen? Zou je het zelf ook zo aanpakken? Geef feedback aan de spelers.
Situatie 1. Het is een drukke dag op je werk, er moet van alles geregeld en georganiseerd worden. Terwijl jij in gesprek bent met de leidinggevende, komt een collega( invalkracht) woedend naar je toe. Jij hebt vergeten bestellingen te doen waardoor de activiteit, die nu zou starten, niet kan doorgaan. Ze valt tegen je uit, in het bijzijn van je leidinggevende en behandelt je als een klein kind. Dat heeft ze al eerder gedaan, daar heeft ze een handje van.
Rollenspel 2 Werkwijze: Kies vijf spelers: een Pedagogisch Werker en vier groepsleden. De vijf spelers werken de situatieschets uit in een rollenspel. De overige studenten observeren het gesprek vanuit de gegevens over de methode ‘confronteren’. Confronteren: benoem gedrag, gevolg, gevoel,
Nabespreking: Hoe was het om de rol van Pedagogisch werker te spelen? Hoe ging jou die stijl in dit rollenspel af? Past de methode confronteren over het algemeen bij je? Is de stijl confronteren goed toegepast? Of waren er ook andere conflicthanteringsstijlen te herkennen? Is confronteren de juiste stijl om het conflict in deze situatie op te lossen?
Situatie 2 Je werkt als Pedagogisch Werker met een groep kinderen van ongeveer 9 tot 12 jaar. Vier kinderen uit de groep spelen samen een spel. Op een gegeven moment ontstaat er ruzie in een groepje: een van de vier wordt beschuldigd van vals spelen en de kinderen zijn heel kwaad op de valsspeler. Zoiets is al vaker gebeurd en je wilt het conflict oplossen omdat het de sfeer bepaalt. Je besluit om met het groepje in gesprek te gaan en het conflict aan te pakken. Je trekt daar de nodige tijd voor uit. Je gebruikt de stijl confronteren.
Rollenspel 3 Werkwijze: Lees de onderstaande praktijksituatie. Splits de groep in tweeën en wijs uit een groepje Niek aan en uit een ander groepje Nora. Deze beide studenten voeren een onderhandelingsgesprek. De overige studeten observeren de stijl van conflicthantering die elke speler toepast. Welke stijl is kenmerkend voor het gesprek? Herhaal het rollenspel nog een keer; nu met andere spelers en een andere stijl. Welke stijl is in deze situatie het meest constructief?
Niek Tijdens de BPV vraagt Nora aan Niek of hij een paar taken van haar wil overnemen. Nora moet dringend weg, ze moet naar de tandarts. Dat betekent dat Niek iets langer moet doorwerken. Dat vindt hij voor een keer niet zo erg, hij is erg collegiaal. Het valt hem echt op dat Nora dat al twee keer eerder heeft gevraagd de afgelopen drie maanden. Nora had welk een keer een goede reden, net zoals deze keer, maar Niek wil haar deze keer niet zomaar ter wille zijn. Hij vindt dat hij deze keer mag onderhandelen. Er mag nu welk iets tegenover staan, vindt hij.
Nora Nora heeft de laatste tijd wat tegenvallers; doktersbezoeken, tandarts en andere vervelende zaken. Gelukkig is het team uitgebreid met een boventallige stagiair. Ze hebben wel eens andere gehad. Nora durft Niek dan ook wel eens te vragen als de nood aan de man komt om in te springen. Hij is in staat om zelfstandig een klus te klaren. Deze keer is Nora echter verrast: Niek zet niet meteen “Ja, natuurlijk”, als ze zijn hulp vraagt nu ze met spoed naar de tandarts moet. Hij wil het er met haar over hebben. Ze is verbaasd en kijkt hem vragend aan.
Huiswerk voor week 8: Casus bedenken.*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 8: Zie week 7
Casus over een conflict bedenken of laten maken, op papier zetten. Wat was de situatie? Waar speelt het zich af? Wie zijn er bij betrokken? De casus wordt door een andere groep uitgespeeld.
Reflectie over jouw manier van conflicthantering.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Week 9:
Inleveren lesmap met opdrachten en terugblik leerlijn
|