Par. 4.4 De Kust: zacht waar het kan, hard waar het moet

Par. 4.4 De kust: zacht waar het kan, hard waar het moet
In deze paragraaf gaat het voor over de kustverdediging door dynamisch kustbeheer.

Begrippen die horen bij deze paragraaf:
(de begrip­pen moet je vooral kunnen gebruiken om een vraagstuk op te lossen)

Hoofdvraag:
Hoe beheren we onze kust en met welke gevolgen van klimaatveranderingen moeten we in de toekomst rekening houden?

Vragen die horen bij deze paragraaf:


 

Achtergrondinformatie:

Kustbeleid: zacht waar het kan, hard waar het moet

De druk op de Nederlandse kust komt van twee kanten. Klimaatwetenschappers, mondiaal verenigd in het lntergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), zijn het met elkaar eens dat het klimaat verandert en de zeespiegel stijgt, ook - en dat is een doorbraak - door menselijke invloed. Maar de druk vanaf de landzijde is minstens zo verontrustend. Recent onderzoek toont aan dat de Nederlandse kust steeds meer versteend en bebouwd raakt. Dit staat haaks op het beleid dat gericht is op het reserveren van ruimte voor de veerkracht en het natuurlijk houden van de kust als deel van de Ecologische Hoofdstructuur.


De klimaatverandering gaat snel. Tot voor kort was de verwachting van het KNMI voor de komende eeuw een stijging van de temperatuur van 1tot 3,5 graden. De landelijke bladen meldden onlangs dat het IPCC nu uitgaat van 1,4 tot 5,8 graden voor de komende honderd jaar. In beide prognoses is de verwachting voor de zeespiegelstijging overigens vrijwel hetzelfde: zo tussen de tien en negentig centimeter.
Frank Hallie en Jacques Vroon hebben hard gewerkt aan de 3e Kustnota die net is verschenen. Hallie (Hoofdkantoor van de Waterstaat) was primair verantwoordelijk voor het hele proces, terwijl Vroon (Rijksinstituut voor Kust en Zee) projectleider was.
Hallie wordt niet onrustig van de nieuwe prognoses: ‘We zijn er op tijd hij. Met zandsuppletie, zo’n 6 miljoen kuub per jaar, houden we de kust voldoende veilig. Ons beleid is ‘dynamisch handhaven’, met andere woorden: we houden de kustlijn op de plek waar die in 1990 lag. ‘Dynamisch’ wil zeggen dat de kust binnen een bepaalde bandbreedte mag bewegen, zodat wind en water vrij spel hebben. We hebben goede ervaringen met zand als een zacht en natuurlijk materiaal dat toch een sterke kust garandeert. Alleen als het echt niet anders kan kiezen we voor hard: asfalt of beton.
We onderscheiden in de nieuwe nota drie scenario’s met een zeespiegelstijging van respectievelijk 20, 60 en 85 cm per eeuw. Zelfs in het meest sombere scenario (85 cm per eeuw) is liet aantal kuubs zand dat je moet suppleren niet meer dan 23 miljoen. Veel mensen denken dat suppletie weggegooid geld is, maar de praktijk leert dat liet een prima methode is om de kust op sterkte te houden. Het is per kilometer even duur als liet onderhoud van een autosnelweg, ongeveer 300.000 euro per jaar. Ook al gaan we op den duur naar bedragen van 100 miljoen per jaar voor het onderhoud van de kust, dan hebben we in dit kleine rijke land onze veiligheid nog voor een prikkie, zeker als we zien dat we daarmee een geïnvesteerd vermogen van 5.000 miljard euro in laag Nederland beschermen.

’ Vroon: ‘Wanneer een duinenrij te smal of een dijk te zwak wordt, is op den duur de veiligheid van liet achterland niet meer te garanderen. In onze nota kiezen we dan voor ruimtereservering aan de landzijde om te voorkomen dat zeewaarts verdedigen in de toekomst de enig mogelijke optie zou zijn.
We hebben zogenoemde zoekgebieden ter grootte van tien vierkante kilometer aangewezen achter de zwakke schakels in de kust, bijvoorbeeld de Kop van Noord-Holland en op Walcheren.’
Het beleid van het reserveren van ruimte voor veerkracht wordt breed gedragen. Maar wan nee

provincies en gemeenten in de toekomst meer de regie van de ruimtelijke ordening in de kustzone krijgen, moet worden gevreesd voor een grotere kloof tussen beleid en realiteit.

Jan de Boer kijkt als Sectordirecteur bij de gemeente Bergen anders tegen de zaak aan. De Boer: ‘Wij zitten in een concurrentieslag met andere Europese kustplaatsen. De Duitsers trekken weer massaal naar hun inmiddels gerestaureerde Oostzeekust. Al onze badplaatsen zijn toe aan kwaliteits-verbetering. Wij hebben hier voor Egmond en Bergen goeie plannen, maar we kunnen geen kant op, want Rijkswaterstaat verbiedt ons om te bouwen in de zone tot enkele honderden meters achter de boulevard en garandeert ook niet de veiligheid van de bouwsels in die zone.’
De Boer pleit voor een stuk realisme bij Rijkswaterstaat: ‘Je moet de huidige kustlijn in de badplaatsen, zeg maar de boulevard, gewoon fixeren, dan weten wij als gemeenten waar we aan toe zijn en kunnen we aan de slag met onze plannen. Maar Rijkswaterstaat schuift de discussie over de badplaatsen steeds als een hete aardappel voor zich uit.’

De provincies Noord- en Zuid-Holland zijn bezig met een Strategische Visie Hollandse Kust. Michel Lucas van de provincie Noord-Holland werkt er hard aan mee.
Lucas: Alle badplaatsen maken plannen voor de toekomst en bijna allemaal kiezen ze voor zeewaarts verdedigen. Het Rijk kiest in haar nota vooral voor landwaarts. Wij vinden dat in beide gevallen te gemakkelijk. Wij pleiten in onze visie voor een grondige analyse van het probleem per kustvak of per kustplaats. Je moet zowel de landwaartse als de zeewaartse oplossing in beeld brengen, ook qua kosten, om daarna verantwoord te kunnen kiezen. Maatwerk dus.’
Mét De Boer vindt Lucas het niet realistisch dat Rijkswaterstaat vasthoudt aan een afslagzone in de badplaatsen en in feite een uitstervingregeling wil voor de bestaande bebouwing in die zone.
De Boer: Prima dat het Rijk de regie voert bij de Kustplaatsennota, maar het duurt allemaal veel te lang. Op onze voorlichtingsavonden blijkt dat de bewoners vlak aan zee zich volmaakt veilig voelen, terwijl alle deskundigen allang weten dat wonen in die zones niet zonder risico’s is. Dat moeten we de mensen meer gaan vertellen.’

Hallie en Vroon zitten wat minder rustig op hun stoel wanneer het gaat over de druk op de kust vanuit het achterland.
Vroon: ‘Ons beleid is: trek contouren om de kustplaatsen. Daarbinnen moeten we in overleg met alle betrokkenen bepalen wat wel kan en wat niet, liet zogenaamde “ja, mits-beleid” wanneer liet gaat om bouwen. En daar moeten we nu inderdaad heel snel mee beginnen. Maar buiten de contouren, zeg maar in de natuur, wordt het beleid ten aanzien van bouwen “nee, tenzij er zwaarwegende maatschappelijk argumenten zijn”.’
Een recent onderzoek door een extern bureau in opdracht van het RIKZ stemt heel somber. Langs de hele Nederlandse kust bestaan driehonderd bestemmingsplannen en ze leiden vrijwel allemaal tot verstening en bebouwing. In veel van de plannen wordt geen rekening gehouden met het aspect kustverdediging. Zeer veelvuldig wordt naar artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening gegrepen en veel te vaak gebeurt dit met succes. Want de streekplannen voor de kust zijn over het algemeen te vaag. De extra toets die het streekplan zou moeten bieden werkt dus niet goed. Vooral in Zeeland groeit, ondanks een door het provinciaal bestuur met de mond beleden beleid, de binnenduinrand van Cadzand tot Goeree dicht met tweedewoningmarkten. Ook constateert genoemd onderzoek dat er veel sluipende verstening en bebouwing is. Een speelweide wordt een verharde parkeerplaats, een camping wordt langzamerhand een terrein voor luxe vakantiewoningen, enzovoorts.
Het is een trend in Nederland, zie de nieuwe Nota over de ruimtelijke ordening, om de besluitvorming meer bij provincies en gemeenten te leggen. Het volgende dilemma lijkt zich af te tekenen.
Of het Rijk handhaaft met harde hand het ‘nee, tenzij’-beleid, maakt zich daarmee impopulair, maar we houden een natuurlijke kust, als belangrijke as in onze Ecologische Hoofdstructuur.
Of de zorg voor onze blonde toppen der duinen wordt bij gemeenten en provincies gelegd. Gevreesd moet worden voor een versterking van het proces van verstening en bebouwing dat nu al, dus bij de huidige bestuurlijke rolverdeling, plaatsvindt. Misschien is de synthese tussen beide benaderingen het beste, namelijk dat hij plannen voor de kust, wie ze ook regisseert, echt alle betrokkenen meedenken en meepraten, dus ook de rijksvertegenwoordigers met hun soms harde randvoorwaarden.
De titel van dit artikel krijgt dan ook een overdrachtelijke betekenis.

Frank Hallie, Water