a. Woon je in een dorp of in een stad?
b. Noem tenminste vier inrichtingselementen die je in jouw buurt kunt zien.
c. Kun je ook natuurlijke elementen vinden in jouw buurt? Probeer er twee te vinden.
d. Beschrijf de omgeving waar jij zelf woont. Je mag het opschrijven, maar je mag er ook een tekening van maken.