Casus: Een cliënt woont sinds kort begeleidt zelfstandig. De cliënt heeft een verstandelijke beperking. Hij/zij heeft een wasmachine en wil nu zelf de was doen. Voor de wasmachine liggen vieze handdoeken, theedoeken, schoonmaakdoekjes en kleding op de grond.
De begeleider legt uit hoe je de was kunt doen. Hij/zij laat de cliënt zoveel mogelijk zelf doen.
Hoe kun je de zelfredzaamheid van deze cliënt vergroten? Wat is daarvoor nodig?
Hoe kun je op een begrijpelijke manier uitleggen hoe de wasmachine werkt en hoe je de was kunt doen?
Hoe controleer je of de cliënt de informatie heeft begrepen?
Hoe zorg je ervoor dat de cliënt de was ook kan doen als je er niet bij bent? Welke hulpmiddelen kun je hiervoor gebruiken?
Oefen het gesprek met de cliënt. Een van jullie heeft de rol van cliënt, de ander de rol van verzorger/begeleider. Wissel daarna van rol.