Leerdoelen
Leerdoelen vaardigheden:
Veiligheid
- Ik ken de practicumregels m.b.t. veiligheid.
- Ik weet waar de veiligheidsvoorzieningen zijn in het scheikunde lokaal en hoe ik moet handelen in een noodsituatie.
- Ik ken de GHS symbolen voor brandbaar, schadelijk, bijtend, giftig, milieugevaarlijk en oxidatie middel.
De brander
- Ik kan de brander veilig aansteken en uitzetten.
- Ik kan de volgende onderdelen van de brander benoemen en uitleggen wat hun functie is: schoorsteen, luchtregelschijf en gasregelknop.
- Ik kan de brander instellen op de gele, de kleurloze en de ruisende vlam en weet waar elke vlam voor gebruikt wordt.
- Ik kan benoemen waar de ruisende vlam het heetst is.
- Ik kan op een veilige manier een vloeistof verwarmen (in een reageerbuis en een bekerglas).
Waarnemingen en conclusie
- Ik kan een waarneming op de juiste wijze weergeven.
- Ik ken het verschil tussen een waarneming en een conclusie en kan dit ook toepassen.
Chemisch glaswerk
- Ik ken het volgende glaswerk en kan er een doorsneetekening van maken: reageerbuis, erlenmeyer, bekerglas, trechter, maatcilinder.
- Ik kan van bovengenoemd glaswerk hun functie uitleggen en een doorsnee-tekeningen maken.
Leerdoelen theorie:
Macro/Micro
- Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen macro- en microniveau.
- Ik kan de 4 uitgangspunten van het molecuulmodel beschrijven.
- Ik kan met behulp van het molecuulmodel de volgende begrippen op microniveau beschrijven: vaste stof, vloeistof, gas, zuivere stof, mengsel.
Zuivere stoffen
- Ik kan de volgende stofeigenschappen beschrijven: kleur, geur, smelt/kookpunt, fase, dichtheid, brandbaarheid en toxiciteit.
- Ik kan uitleggen waarom massa, volume en vorm geen stofeigenschap is.
- Ik kan het begrip dichtheid uitleggen en beredeneren of iets wel of niet blijft drijven.
- Ik kan de afkortingen voor de toestandsaanduidingen s, l, g en aq gebruiken.
- Ik kan rekenen tussen de temperatuurschalen graden Celsius en Kelvin.
Mengsels
- Ik kan de overeenkomsten en verschillen tussen de volgende mengsels benoemen: oplossing, suspensie en emulsie.
- Ik kan uitleggen waaruit de volgende mengsels bestaan: schuim, nevel en rook.
- Ik kan de volgende begrippen gebruiken: oplosbaarheid, verzadigd, onverzadigd en emulgator.
Mengsels scheiden
- Ik kan voor de scheidingsmethoden bezinken, centrifugeren, filtreren, extraheren, indampen, destilleren en adsorberen:
- uitleggen welk type mengsel gescheiden kan worden.
- uitleggen op welke stofeigenschap de scheiding gebaseerd is.
- beschrijven wat je kunt doen om de scheiding te verbeteren.
- de begrippen filtraat, destillaat en residu op de juiste wijze gebruiken.
- een toepassing geven.
- op zowel macro- als microniveau weergeven wat er met de stoffen in het mengsel gebeurt.
- Ik kan bij een gegeven mengsel een werkplan opstellen om dit mengsel te scheiden.
Rekenen aan mengsels
- Ik kan rekenen met het massapercentage en het volumepercentage.
- (alleen vwo) Ik kan rekenen met de concentratie opgeloste stof in een oplossing.
Zuivere stof of mengsel?
- Ik ken het verschil tussen een homogeen en een heterogeen mengsel.
- Ik kan m.b.v. een kookpuntsbepaling of smeltpuntbepaling uitleggen of een stof zuiver is of niet.
- Ik kan een smeltcurve (en curves van andere faseovergangen) schetsen en op juiste wijze aflezen.
Een wordbestand met de leerdoelen staat hieronder.
Leerdoelen Scheikunde de basis