Verwerkingsopdrachten H4

Opdracht 1 een oplossing, suspensie en emulsie
Hieronder zie je foto’s van chocomelk, ranja en sladressing.

  1. Geef op juiste wijze de waarnemingen van de drie mengsels. (zie vaardigheden/waarnemingen en conclusie)
  2. Leg uit welk van deze mengsels een oplossing, welk een suspensie en welk een emulsie is.
  3. Laat zien hoe deze mengsels er op microniveau uitzien. Gebruik twee verschillende kleuren bolletjes voor de verschillende moleculen in het mengsel.


Opdracht 2 troebele mengsels
Rook, nevel, schuim, een emulsie en een suspensie, zijn allemaal voorbeelden van troebele mengsels. Alleen de samenstelling van het mengsel is verschillend.
Zet een kruisje in de tabel bij het juiste mengsel. Er is steeds maar één antwoord mogelijk.

 

Opdracht 3 oplossing, suspensie en emulsie
Kies de juiste woorden.

  1. Een oplossing is altijd/soms helder.
  2. Een oplossing is altijd/soms gekleurd.
  3. Een emulsie is altijd helder/troebel.
  4. Een suspensie is altijd helder/troebel.
  5. Een suspensie is altijd verzadigd/onverzadigd.


Opdracht 4 volumepercentage
Lucht is een mengsel dat bestaat uit 78 vol% stikstof, 21 vol% zuurstof en nog ongeveer 1 vol% overige gassen zoals edelgassen, waterstof en koolstofdioxide.

  1. Bereken hoeveel m3 stikstof er in 15 m3 lucht zit.
  2. Bereken hoeveel Liter overige gassen er in 15 m3 lucht zit.


Opdracht 5 melk
Melk is een emulsie van water en vet. In het gedeelte water bevinden zich nog andere stoffen zoals eiwitten, mineralen, vitaminen en koolhydraten.
Wanneer je verse koemelk hebt, zie je na een tijdje een laagje vet boven op de melk drijven.

  1. Waarom drijft het vet boven op de melk en zakt het niet naar de bodem? Leg je antwoord uit, waarbij je de juiste stofeigenschap van vet en water gebruikt.
  2. Welke stof wordt in de fabriek aan de melk toegevoegd om te voorkomen dat de melk ontmengt?

    Er bestaat volle, halfvolle en magere melk. De benaming is afhankelijk van de hoeveelheid vet die in de melk aanwezig is. Halfvolle melk bevat 1,5 massa% vet. Volle melk bevat 3,5 massa% vet.
  3. Bereken hoeveel gram vet je binnenkrijgt als je een glas halvolle melk drinkt (210 gram).
  4. Bereken hoeveel gram vet dit is bij een glas volle melk (210 gram).
  5. Klopt de benaming ‘volle’ en ‘halfvolle’ melk? Leg uit.


Opdracht 6 scheidingsmethoden
Om te beoordelen welke scheidingsmethode geschikt is om een bepaald mengsel te scheiden, moet je kijken naar verschillen in stofeigenschappen van de stoffen in het mengsel.
Kies een scheidingsmethode die geschikt is voor de scheiding van onderstaande situaties:

  1. De stof met de grootste deeltjesgrootte blijft achter.
  2. De stof met het laagste kookpunt verdampt.
  3. Eén stof van het mengsel lost wel op in de vloeistof, de andere niet.
  4. De stof met de grootste dichtheid zakt naar beneden.

    De volgende mengsels kun je NIET scheiden met de genoemde scheidingsmethode. Leg uit waarom NIET.
  5. Een mengsel van zout en suiker door te extraheren met water.
  6. Suiker dat is toegevoegd aan een kopje koffie proberen te scheiden met filtreren.


Opdracht 7 mengsels scheiden
Leg uit hoe je de volgende mengsel kunt scheiden. Noem ook de naam van de scheidingsmethode en de stofeigenschap, waar je bij deze scheidingsmethode van gebruik maakt.

  1. een suspensie van krijt en water
  2. een mengsel van twee vloeistoffen A en B. Vloeistof A heeft een kookpunt van 50oC en vloeistof B heeft een kookpunt van 120oC.
  3. een mengsel van peper en zout
  4. een emulsie van wasbenzine en spiritus


Opdracht 8 jood in alcohol en jood in water
In één van de vorige lessen heb je de oplosbaarheid van jood in water en alcohol onderzocht. Een foto van het resultaat zie je hieronder.

Jood in alcohol en jood in water.
 
  1. Welk mengsel was het snelst verzadigd? Leg je antwoord uit met behulp van de waarnemingen.

    Je kunt het jood weer van het water scheiden door het mengsel te filtreren.
  2. Teken een filtratie opstelling met doorsneetekeningen.
  3. Welke stof bevindt zich na filtratie in het residu en welke in het filtraat.
  4. Het filtraat blijkt na afloop niet geheel kleurloos te zijn. Geef hiervoor een verklaring.
  5. Laat met behulp van tekeningen op microniveau zien hoe deze scheiding in het filter tot stand komt. Gebruik voor de tekening van het filter, het plaatje hiernaast.

    Het mengsel van jood in alcohol zou je kunnen scheiden door middel van indampen.
  6. Geef 2 redenen waarom, dit niet zo’n verstandige keuze is.
  7. Wat is een beter alternatief voor de scheiding van jood in alcohol?

 

Opdracht 9 spiritus ontkleuren
Spiritus is een mengsel van alcohol, het giftige methanol en water. Spiritus wordt gebruikt als schoonmaakmiddel en als brandstof. Van zichzelf is spiritus een heldere kleurloze vloeistof, waar in de fabriek een blauwe kleurstof aan wordt toegevoegd.
Als je deze blauwe kleurstof wilt verwijderen, kun je een schepje actieve kool aan de spiritus toevoegen. Goed roeren en daarna filtreren, waarbij een heldere kleurloze vloeistof ontstaat.

  1. Geef een goede reden waarom er een blauwe kleurstof aan spiritus wordt toegevoegd.
  2. Hoe heet de scheidingsmethode die naast filtreren gebruikt wordt, bij het ontkleuren van spiritus?
  3. Waarom is het belangrijk dat de actieve kool uit poreuze korreltjes bestaat?
  4. Geef drie toepassingen van actieve kool (ook wel norit genoemd) in het dagelijks leven. Je mag dit opzoeken op internet.

    Wanneer Kevin het hierboven beschreven experiment uitvoert, ontstaat er na filtratie een troebel, zwarte suspensie.
  5. Wat zou Kevin aan zijn filtreeropstelling kunnen aanpassen om ook een heldere kleurloze oplossing als resultaat te krijgen?


De laatste twee opdrachten zijn alleen voor de vwo leerlingen.

Opdracht 10 concentraties
Bereken de concentratie van de volgende oplossingen in g/L. Gebruik indien nodig de ‘rekentrappen’ voor massa en volume.

  1. Er is 2,3 gram suiker opgelost in 0,35 dm3 water.
  2. Er is 0,20 kg zout opgelost in 3,5 L water.
  3. Er is 15 mg jood opgelost in 55 cm3 alcohol.


Opdracht 11 oplosbaarheid  
Je docent drinkt koffie met twee klontjes suiker. In 1 grote mok past 300 mL koffie. De gemiddelde massa van een suikerklontje is 4,0 g.
De maximale oplosbaarheid van suiker in water (bij kamertemperatuur) is 2000 g/L.

  1. Bereken de suikerconcentratie in de koffie van je docent.
  2. Leg uit of deze oplossing verzadigd is of onverzadigd.
  3. Meestal is koffie warmer dan kamertemperatuur. Is de oplosbaarheid van suiker dan groter of kleiner van 2000 g/L?