De persoonsvorm is een vorm van het werkwoord, en het hoort bij het onderwerp (degene die iets doet of is):
- De leraar (onderwerp) schrijft (persoonsvorm) het huiswerk op het bord
- Anne en Margot (onderwerp) woonden (persoonsvorm) bijna drie jaar in het Achterhuis
- Is (persoonsvorm) jouw vader (onderwerp) vroeger timmerman geweest?
De persoonsvorm in een zin kun je op drie verschillende manieren achterhalen:
- maak van een 'gewone' zin een vragende zin, dan komt de pv vooraan te staan:
Schrijft de leraar het huiswerk op het bord? => schrijft = persoonsvorm
- verander het getal (aantal) van het onderwerp, dan verandert de pv direct mee:
Anne woonde bijna drie jaar in het Achterhuis => woonde = persoonsvorm
- verander de tijd in de zin, dan is de persoonsvorm het zinsdeel dat verandert:
Was jouw vader vroeger timmerman geweest? => was = persoonsvorm