Voorwaarden voor wetenschappelijk onderzoek
Niet elk onderzoek is een wetenschappelijk onderzoek. Alleen als onderzoek aan een aantal voorwaarden voldoet, mag je het wetenschappelijk noemen. Wetenschappelijk onderzoek is zo betrouwbaar mogelijk doordat het:
een duidelijk doel heeft: het is niet alleen maar experimenten doen omdat ze leuk zijn.
transparant is: je schrijft alles wat je doet en waarneemt eerlijk op.
testbaar is: je hypothese is duidelijk omschreven en het is mogelijk om een experiment uit te voeren om deze te testen en zo een antwoord op de onderzoeksvraag te vinden.
repliceerbaar is: je moet het experiment kunnen herhalen met hetzelfde resultaat.
precies is: je voert elke handeling zo precies mogelijk uit en schrijft zo precies mogelijk op wat er gebeurt.
objectief is: je schrijft op wat er echt gebeurt, ook als dingen anders verlopen dan je had verwacht. Je eigen mening telt niet mee. De feiten staan centraal.
generaliseerbaar is: de uitkomst van het onderzoek moet ook voor andere mensen en op andere plaatsen van belang zijn.
eenvoudig is: voeg geen dingen toe aan een experiment als ze niet echt van belang zijn voor je onderzoek.
Het proces van wetenschappelijk onderzoek
Wetenschappelijk onderzoek volgt altijd eenzelfde soort stappenplan. Deze stappen zijn in het overzicht hieronder verdeeld over de fasen van dit project:
Verkennen:
Doel: het doel van een onderzoek wordt vaak specifiek gesteld door middel van een onderzoeksvraag of probleemstelling.
Voordat je een experiment uitvoert om de onderzoeksvraag te beantwoorden, ga je eerst informatie verzamelen; meestal in boeken of op het internet; wat is er al bekend over het onderwerp? Je let hierbij goed op de betrouwbaarheid van de bronnen en houdt een bronnenlijst bij.
Ontwerpen:
Hypothese: je geeft een voorspelling van het antwoord op de onderzoeksvraag, waarbij je de gevonden informatie gebruikt om uit te leggen waarom je dit denkt.
Plan: je maakt een tijdsplanning, stelt een lijst op van de materialen die je nodig hebt en stelt een onderzoeksmethode op met daarin een stappenplan van de handelingen die je gaat uitvoeren.
Ontwikkelen:
Experiment: je voert het experiment uit en noteert daarbij de waarnemingen. Waarnemingen zijn alles dat je ziet gebeuren, maar ook dingen die je ruikt, proeft, voelt en hoort. (Let op dat je niet zomaar iets proeft zonder de docent te vragen of dit kan).
Resultaten: Je maakt een duidelijk en geordend overzicht van al je waarnemingen.
Evalueren:
Analyse: je bekijkt je resultaten en kijkt wat hier uit af te leiden is. Je stelt hiermee een conclusie op waarin je de onderzoeksvraag probeert te beantwoorden.
Discussie: je geeft aan wat er allemaal anders is verlopen dan je had verwacht. Je kunt hierbij ook aangeven wat je de volgende keer anders zou doen en je kunt nieuwe onderzoeksvragen opstellen voor vervolgonderzoek.
Presenteren: je maakt een verslag of een mondelinge presentatie om je bevindingen met andere mensen te delen.