Tijdens de les bespreken jullie in groepjes de resultaten van de eindopdracht.
Hoe functioneert de cliënt?
Waar moet je als begeleider rekening mee houden als je communiceert met deze cliënt? Hoe doe je dat?
Waar moet je als begeleider rekening mee houden als je deze cliënt begeleidt? Hoe doe je dat?
Welke tips en suggesties kun je aan anderen geven voor het omgaan met het gedrag van deze cliënt?
Wat voor soort activiteiten passen bij deze cliënt? Geef voorbeelden.
Wat heb je van deze opdracht geleerd?
Eindopdracht: Beschrijf de situatie van een cliënt
Kies een cliënt.
Beantwoord voor deze cliënt de vragen die staan bij de hermeneutische cirkel.
Gebruik hiervoor verschillende bronnen, zoals het zorgdossier, gesprekken met de cliënt/vertegenwoordiger, gesprekken met collega's en/of gedragsdeskundige.
Beantwoord vervolgens met behulp van de informatie die je nu hebt over de cliënt de volgende vragen:
Waar moet je als begeleider rekening mee houden als je communiceert met deze cliënt? Hoe doe je dat?
Waar moet je als begeleider rekening mee houden als je deze cliënt begeleidt? Hoe doe je dat?
Welke tips en suggesties kun je aan anderen geven voor het omgaan met het gedrag van deze cliënt?
Wat voor soort activiteiten passen bij deze cliënt? Onderbouw je antwoord.