‘Je bent wat je eet’, dat geldt ook voor dieren. Het rantsoen dat een dier krijgt, beïnvloedt de emissies van het dier. Te veel eiwit in het rantsoen kan bijvoorbeeld leiden tot onnodig nutriëntenverlies in de vorm van ammoniak. Emissiereductie via voer- en/of rantsoenmaatregelen is dus mogelijk.
Dit zogenaamde voerspoor vereist weinig investeringen en kan de voerefficiëntie verbeteren. De oplossingen zijn daardoor zelfs vaak rendabel voor veehouders. Uitontwikkelde voer- en rantsoenoplossingen kunnen dus in potentie snel worden uitgerold. Dit vereist wel een goede samenwerking tussen veehouders, adviseurs, veevoerpartijen en onderzoekers.
Benzoëzuur kan in een concentratie van 0,5-1,0% aan het voer worden gevoerd. Benzoëzuur verzuurt de urine, wat een remmende werking heeft op de vorming van ammoniak. Verder heeft het een positieve werking op de voederconversie en op reductie van methaan. Benzoëzuur is opgenomen op de RAV-lijst.
Bij een overmaat aan eiwit in het rantsoen gaat dit verloren in de vorm van ureum. Door het verlagen van het eiwitgehalte daalt de ureumuitscheiding via de urine en daardoor de ammoniakvorming. Er is tegelijkertijd geen effect op de methaanemissie. Verlaging van het eiwitgehalte in het rantsoen is opgenomen op de RAV-lijst. De oplossing wordt vooral veel toegepast bij vleesvarkens.