Les 8: Middelengebruik

Periode 1, les 8

Kwaliteitsreflectie & Vitaal burgerschap

Dit is de laatste les van periode 1. In deze les gaan we kijken naar middelengebruik. Je gaat kijken naar wat het is, wat het met je doet en hoe je er zelf eigenlijk over denkt! Veel succes!

Leerdoelen

 

 

 

Aan het einde van de les heb jij kennis en inzicht wat middelengebruik betekent.
Aan het einde van de les kun jij een eigen mening formuleren omtrent middelengebruik.

 

Theorie

 

 

 

 

Bij middelengebruik gaat het meestal over genotmiddelen. Dit zijn middelen die invloed hebben op hoe jij je voelt. Je kunt er bijvoorbeeld vrolijk, ontspannen of energiek van worden. Een ander kenmerk van genotmiddelen is dat je ze schadelijk zijn voor je gezondheid. (Overmatig) gebruik is daarom gevaarlijk. Bekende genotmiddelen zijn drugs, alcohol en tabak. Legale genotsmiddelen zijn alcohol en tabak. Wel is er steeds meer bekend over de schadelijke gevolgen voor de gezondheid. Zo is de leeftijdsgrens voor alcohol en tabak van 16 naar 18 jaar verschoven. Ook worden bijvoorbeeld sigaretten steeds duurder. En op de pakjes staan waarschuwende teksten en nare afbeeldingen van gevolgen van roken. In cafés en andere uitgaansgelegenheden mag niet gerookt worden. En ook op terrassen kan je niet meer zomaar een sigaret opsteken. Doel hiervan is om gebruikers te ontmoedigen te roken. Of je nu vindt dat dit werkt of niet, feit is wel dat het aantal jongeren dat (wel eens) rookt afneemt.

 

 

 

 

 

 

 

Naast roken is alcohol ook een bekend genotmiddel. Veel mensen drinken sowieso wekelijks alcohol. Net als roken is ook het gebruik van alcohol slecht voor je gezondheid. Toch wordt dit maatschappelijk erg geaccepteerd. Sterker nog, het wordt als normaal gezien dat mensen een biertje of een wijntje drinken. Kies je er voor om geen alcohol te drinken, dan wordt dit in veel situaties bijna als 'raar' gezien. Vreemd natuurlijk, waarom doen we dat eigenlijk?

Opdracht

 

 

 

 

Opdracht 1 Over de streep

De docent zal jullie de volgende vragen stellen. Van jullie wordt verwacht dat je over de streep loopt wanneer je het ermee eens bent. Ben je het er niet mee eens? Dan blijft je staan. De docent zal jullie vragen om soms een antwoord toe te lichten.

1. Illegale drugs moet je eens proberen om te weten wat het is.
2. Net zoals op sigarettenpakjes het geval is, moet er op de etiketten van alcoholische dranken een waarschuwing staan.
3. Als je stoer wilt doen moet je roken.
4. Met ouders valt goed over drugs te praten.
5. De leeftijd van alcoholgebruik moet 16 zijn in plaats van 18 jaar.
6. Iedereen kan drugsverslaafd worden.
7. Zonder alcohol is het leuk om uit te gaan.
8. Een school moet een drugsgebruiker van school verwijderen.
9. Eigen invulling van vragen?

 

Opdracht 2 Alcoholgebruik
Kijk onderstaand filmpje over alcohol en jongeren en beantwoord vervolgens de vragen in groepjes van vier.
 

https://www.youtube.com/watch?v=EcJN55MgBSU

 

 

Opdracht 2

a. Wie is volgens jou verantwoordelijk voor het drinkgedrag van jongeren; de jongere zelf of hun ouders? Waarom?

b. Drink jezelf alcohol? Wanneer ben je hier mee begonnen en hoe vaak/veel drink je? Zo niet; waarom niet?

c. Zie je in jouw omgeving wel eens nare gevolgen van alcohol? Wat vind je hiervan?

d. Wat is jouw mening over NIX18 (geen 18? Geen druppel!)? Denk je dat het werkt? Waarom wel/niet?

e. Er wordt gezegd dat er onder jongeren veel gedronken wordt door 'sociale druk'. Wat is jouw mening?

f. Wat vind je van de uitspraak 'het is pas echt gezellig met alcohol'?

Opdracht 3 Middelengebruik
In Nederland is het hebben en gebruiken van drugs verboden. Dit staat in de Opiumwet. Drugs zijn middelen die je rookt, eet, injecteert of snuift die een bepaald effect hebben. Dit kan verdovend, hallucinerend of stimulerend zijn. Kenmerk van drugs is dat het verslavende middelen zijn. Het effect is dat je vaker wilt gebruiken en vaak steeds meer van het middel nodig hebt om hetzelfde effect te bereiken. Niet voor niets dus dat drugs verboden zijn in Nederland. Toch is er een kleine uitzondering. De wet maakt onderscheid tussen harddrugs en softdrugs. Softdrugs zijn gedoogd. Dit betekent dat je van dit middel toch iets mag hebben om te gebruiken. De hoeveelheid is wel beperkt. Heb je meer dan de toegestane hoeveelheid? Ben je alsnog strafbaar. Gedoogde softdrugs zijn bijvoorbeeld cannabisproducten (wiet/hasj), slaap- en kalmeringsmiddelen. Harddrugs zijn middelen als XTC, cocaïne, GHB, amfetamine enzovoorts.


Beantwoord de volgende vragen in groepjes van 4:
a. Wat is jouw mening over soft- en harddrugs?

b. Wat wordt bedoeld met hallucinerend? En verdovend? En stimulerend?

c. Waarom denk je dat mensen drugs gebruiken? En wat vind je hier van?

d. Wat kunnen de effecten zijn van het gebruik van drugs?

e. Softdrugs (wiet en hasj) worden door jongeren steeds meer als 'normaal' gezien. Wat vind jij hiervan?

f. Wat vind je van de stelling: Om criminaliteit te voorkomen zouden veel meer soorten drugs legaal moeten worden.


Opdracht 4 Test je kennis
Je hebt je zojuist verdiept in verschillende thema’s omtrent middelengebruik. Klik op onderstaande link om de testen te kunnen openen. Test nu jouw eigen kennis van de volgende onderdelen en noteer de uitslag:
Alcohol makkelijk:
Tabak makkelijk:
Test naar eigen keuze:

 

Kennistesten alcohol en drugs - Jellinek

Hieronder zie je het schema van periode 1. Ga naar je Padlet en kijk of je hier alle opdrachten van periode 1 in hebt staan. Als dit niet zo is dan ga je hier alsnog mee aan de gang.

 

Lesweek

Opdracht

Behaald/niet behaald

1

Opdracht 2

 

Opdracht 3

 

2

Opdracht 2

 

Opdracht 3

 

3

Opdracht 3

 

4

Opdracht 1                    

 

Opdracht 2

 

5

Opdracht 1

 

Opdracht 2

6

Opdracht 1

 

Opdracht 3

7

Opdracht 1

 

Opdracht 2

Opdracht 3

8

Opdracht 1  

Opdracht 2