Les 6: Kritisch denken

Periode 2 les 6
Motievenreflectie & sociaal-maatschappelijk


Niet alleen in je privésituatie, maar ook op het werk vragen mensen soms wat jij van iets vindt. Een antwoord als: ‘dat vind ik goed of dat lijkt me niet normaal’ is dan vaak niet genoeg. Er zijn situaties waarbij jou gevraagd wordt om je uitspraak te onderbouwen met argumenten. Oftewel dat je uitlegt wat je er goed of niet normaal aan vindt. Vandaag ga je aan de slag met het thema: kritisch denken. Veel leerplezier toegewenst!

Leerdoelen

 

 

 

Aan het einde van deze les:
- Weet jij wat kritisch denken inhoud.
- Kun jij hoofd- en bijzaken onderscheiden.

Theorie

 

 

 

 

Niet zomaar iets aannemen

Als je kritisch denkt sta je in ieder geval ook open voor de mening van anderen. Je bent daarnaast bereid om je eigen mening kritisch te bekijken. Klopt het wel wat ik beweer? Iemand die kritisch denkt heeft naast een open ook een onderzoekende houding. Als je kritisch denkt neem je niet zomaar iets aan. Je hebt belangstelling voor hoe de dingen in elkaar zitten en stelt vragen bij wat mensen als waarheid verkondigen.

Iemand die kritisch denkt is nieuwsgierig naar argumenten van een ander. Dingen zijn nu eenmaal niet altijd zoals ze zich in eerste instantie aan ons voordoen. Op sommige momenten zal je bereid moeten zijn om je mening bij te stellen.

Het is bekend dat iedereen zo zijn of haar blinde vlekken heeft. Je hebt bijvoorbeeld altijd gedacht dat iets zus of zo in elkaar zit, maar later blijkt dat je het toch verkeerd hebt gezien.

Een korte definitie van kritisch denken is: ‘De kunst van het juist oordelen'. Soms zijn dingen voor jou vanzelfsprekend, terwijl iemand anders er vragen bij stelt. Als kritische denker zeg je niet zomaar wat, maar doe je in ieder geval een poging om argumenten te hebben, die gebaseerd zijn op goede bronnen. Anders gezegd: Je denkt over de dingen na en komt dan met een oordeel.

Als je het ergens niet mee eens bent, geef je aan wat er volgens jou niet klopt in een redenering of welke argumenten – volgens jou – nergens op slaan. Als kritische denker kan je een zwakke plek in het verhaal van een ander aangeven, en als het goed is ben je zo sportief dat je toegeeft als je zelf met zwakke of onbetrouwbare argumenten komt.

Opdracht

 

 

 

 

Opdracht 1: Soms is het lastig om tegen een verhaal iets in te brengen. Als je wilt weten of je bij de groep kritische denkers hoort, zou je eens kunnen kijken of je je herkent in de hierna volgende kenmerken:

In welke herken jij je?

Ik …………

Ik herken mijzelf in:

Ik herken mijzelf niet in:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opdracht 2: Als werknemer, student en gewoon als mens krijg je tegenwoordig veel informatie te verwerken. Door de opkomst van internet en sociale media is het vrij eenvoudig om in korte tijd veel informatie met anderen te delen en dus ook te ontvangen. Hoe kun je hier het beste mee omgaan? Hoe scheid je hoofd- en bijzaken van elkaar, zodat je op een prettige manier kunt blijven functioneren?


Stap 1:
Maak om te beginnen een lijst met informatie die jij elke dag binnen krijgt. Je mailbox(en), whatsapp berichten, facebook, twitter, informatie van school of van je werk, informatie via radio en tv, telefoontjes en alle andere zaken die jij dagelijks onder ogen krijgt. Maak je lijst zo compleet mogelijk en zet alle ‘informatiebronnen’ onder elkaar.

Stap 2:
Geef bij elke informatiebron met het cijfer 1 t/m 5 aan hoe belangrijk de informatie is. (5 is heel belangrijk en 1 is onbelangrijk).

Stap 3:
Maak een tweede lijst met dingen die je zo op een dag als vandaag allemaal doet en moet doen. Dit zijn dingen die je zelf wilt doen, maar ook dingen die van je verwacht worden.

Stap 4:

Zet het geheel in het schema van tijdsbesteding

Schema van tijdsbesteding

 

Spoed ( urgent)

Geen spoed ( niet urgent)

Belangrijk

 

1.

 

 

 

 

2.

 

Onbelangrijk

 

3.

 

 

 

 

4.

 

 

Opdracht 3