De B1, B2's en de WR1's van de Koninklijke Marine zijn barkassen.
Grotere marineschepen hadden vanaf de middeleeuwen achter of op het schip een 5-9 lang vaartuig, die dienst deed bij het uitbrengen van ankers en trossen, proviand te halen of vracht over te brengen.
Deze boot werd ook wel barkas genoemd.
De barkas is de grootste en zwaarste sloep.
In de grootste barkassen konden in nood maximaal 64 personen worden vervoerd.
'Barkas roeier' was bij de marine vroeger een scheldnaam voor een vlootpredikant en ook het werkwoord 'debarkeren' (van boord gaan) is van barkas afgeleid.
De WR1 sloepen zijn sinds begin jaren '80 de polyester vervangers van de houten B1 en B2 sloepen.
Behalve roeien kan er met een B2 ook gezeild worden.
Daarvoor is onder aan het schip een grote scheg gemonteerd.
Deze is bij de Zeeolifant helaas verwijderd, waardoor het schip onder zeil bijkans onmogelijk te besturen is.
De scheg dient er namelijk voor om het zijwaartse verzet tijdens het zeilen om te zetten in een voorwaartse.
Op de foto van dit model is de scheg duidelijk waarneembaar.