In de conclusie noem je eerst de onderzoeksvraag. Daarna geef je een korte samenvatting van de resultaten. Je benoemt per onderzoeksinstrument de hoofdzaken. Je beschrijft de belangrijkste zaken hieruit, je voegt geen nieuwe informatie toe. Hierna geef je een daadwerkelijk antwoord op de onderzoeksvraag, door te verwijzen naar de belangrijkste zaken uit de resultaten.
Ook blik je in dit hoofdstuk terug op de hypothese. Komt de conclusie overeen met je eigen gemaakte hypothese uit les 2? Was je verwachting juist of niet?
In een conclusie staan geen bijzaken en een conclusie mag niet te lang zijn (maximaal 300 woorden).
Hieronder is een voorbeeld te lezen:
Uit de enquête blijkt dat veel leerlingen niet elke dag brood meenemen naar school. Er wordt dus veel gebruikgemaakt van het aanbod in de kantine. De meeste leerlingen zijn redelijk tevreden over het aanbod van brood en drinken in de kantine.. Meer dan de helft vindt dat er te weinig keus is aan snacks. Op de vraag ‘Welke producten mis je in de kantine?’ is door 55% geantwoord: meer gezonde snacks. Uit het interview met het personeel in de schoolkantine kwam naar voren dat zij ook liever gezonde snacks willen verkopen. De vettige hap doet het steeds slechter, dat komt doordat de leerlingen beter voorgelicht worden. Het antwoord op de onderzoeksvraag: ‘Kan de schoolkantine op het RVEC verbeterd worden?’ is dat de schoolkantine verbeterd kan worden door het verkopen van gezonde snacks. Een groot deel van de leerlingen en het personeel willen liever gezonde snacks in het aanbod van de schoolkantine. Mijn hypothese klopte deels wel. Ik dacht wel dat de schoolkantine verbeterd kon worden, maar ik had niet verwacht dat het verbeterd zou kunnen worden met gezonde snacks.