2a. Lezen

Cultuur en identiteit

In 2002 trouwde toenmalig prins Willem-Alexander met de Argentijnse Maxima Zorreguieta. Als Argentijnse vrouw leerde prinses Maxima de Nederlandse taal kennen, maar ging ze ook op zoek naar de Nederlandse identiteit. Als we spreken over identiteit bedoelen we wat uniek of eigen aan iemand of aan een groep mensen is. De Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) bracht in 2007 een rapport uit genaamd: Identificatie met Nederland. Prinses Maxima gaf in navolging van dit rapport te kennen dat zij dé Nederlandse identiteit niet gevonden heeft. Ze zei letterlijk ‘de Nederlander bestaat niet’. Wat zij hier eigenlijk mee aangaf was: Nederland is een pluriforme samenleving.
Ondanks dat uit het WRR-rapport bleek dat dé Nederlander niet bestaat kunnen we wel degelijk spreken van een Nederlandse cultuur. We spreken van een cultuur wanneer een groep mensen of een samenleving overeenkomstige waarden, normen, tradities en aangeleerde kenmerken heeft. Voorbeelden van de Nederlandse cultuur kennen we allemaal, denk bijvoorbeeld aan: Sinterklaas vieren, tussen 18:00 en 20:00 avondeten, bediscussiëren met je ouders hoe laat je thuis moet zijn in het weekend of massaal in de zon zitten wanneer het voor het eerste lekker weer is. Cultuur zit diep verweven in onze samenleving en onze omgangsvormen en we zijn ons vaak niet bewust van onze culturele gedragingen, omdat we het ‘gewoon’ vinden.

Niet iedereen heeft precies dezelfde waarden, normen, tradities en aangeleerde kenmerken, maar wat de meeste mensen in een land aanvaarden als waarden, normen, tradities en aangeleerde kenmerken noemen we de dominante cultuur in een land. Zo hoort duidelijk bij de Nederlandse dominante cultuur dat wij met mes en vork eten en mensen uit beleefdheid een hand schudden. In de Chinese dominante cultuur is het juist gebruikelijk om met stokjes te eten en uit beleefdheid een buiging te maken.
Naast de dominante cultuur bestaan er ook ontelbare subculturen in Nederland. We spreken van een subcultuur wanneer een groep mensen waarden, normen, tradities en aangeleerde kenmerken heeft die afwijken van de dominante cultuur. Zo is bijvoorbeeld de islam in Nederland een subcultuur. Het is voor moslims gebruikelijk om vijf keer te bidden of mee te doen aan de ramadan, dit is anders dan in de Nederlandse dominante cultuur waar geloof vaak geen rol meer speelt. Subculturen kunnen op basis van allerlei voorkeuren of kenmerken bestaan, bijvoorbeeld: muzieksmaak (K-pop, hiphop), hobby of sport (skaters, voetballers), geloof (christenen, moslims), woonplaats (Rotterdammers, Friesen), Etniciteit (Surinamers, Turken), levensovertuiging (fitgirl of fitboy, minimalist), enzovoort. De mate waarin mensen van een bepaalde subcultuur ook onderdeel uitmaken van de dominante cultuur verschilt, maar het is eigenlijk onmogelijk om je geheel aan de dominante cultuur te onttrekken in Nederland.

Onze identiteit wordt dus gevormd door de omgeving waarin we opgroeien. Het bewust en onbewust aanleren van gedragingen (waarden, normen, tradities en aangeleerde kenmerken) die passen binnen onze cultuur of groep noemen we socialisatie. Vanaf de geboorte van een baby start de socialisatie. Het eerste deel gebeurt vooral veel door ouders en directe familie, later gaan ook school en docenten een rol hierin spelen en nog later wordt de invloed van bijvoorbeeld vrienden weer groter. Alle personen, organisaties en groepen die invloed hebben op de socialisatie noemen wij socialiserende instituties. We bespreken er een aantal.

Familie en vrienden: als kind leer je veel van je ouders, maar ook van je broertjes of zusjes. Het gezin is de plek waar vooral in de eerste levensjaren het grootste deel van de socialisatie plaatsvindt. Later in je leven komen daar ook je vrienden steeds meer bij. Je leert van vrienden soms zaken anders dan je ze gewend bent te doen van huis uit.
Onderwijs: op het moment dat je als kind naar de kinderopvang gaat begint deze vorm van socialisatie. Kinderen leren hier bijvoorbeeld om te delen (dat hoeft thuis vaak minder), maar ze leren ook beter samenwerken. Op de basisschool leer je bijvoorbeeld om te vragen of je naar het toilet mag of dat je je vinger op moet steken. Ook leer je belangrijke vaardigheden waarmee je later in de samenleving een baan kan krijgen. Denk daarbij aan lezen, schrijven, Engels, geschiedenis, rekenen enzovoort. Op school wordt echt een basis gelegd voor de rest van het leven. Je leert je goed in groepen gedragen, je leert omgaan met hiërarchie (je spreekt anders tegen een docent dan tegen je ouders of medeleerlingen) en je leert vaardigheden aan die je op de arbeidsmarkt verder kunnen helpen. De rol van onderwijs, als socialiserende instantie, is steeds verder toegenomen sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw. In de jaren ’60 van de vorige eeuw nam de traditioneel sterke socialiserende rol van de kerk in veel gemeenschappen sterk af. Normen en waarden komen sindsdien steeds meer terug in het onderwijs.  
Sportclub: ook op de sportclub leren mensen veel gedrag aan. Per sport verschilt het heel erg wat mensen precies leren: maar er wordt bijvoorbeeld aangeleerd hoe om te gaan met winst en verlies, respect te tonen voor de tegenstander en om je aan de voor de sport geldende regels te houden. Mensen die lang een sport beoefenen nemen gewoonten van discipline of respect ook over in hun dagelijks leven.
Media: de rol van de media is afgelopen 25 jaar sterk veranderd. Waar er tot voor kort nog vooral traditionele media waren zoals de krant en het televisiejournaal zijn het nu de social media die een grote rol spelen. De socialiserende rol van apps als Instragram, YouTube en TikTok is enorm. De normen, waarden en gewoonten die in de vlogs van populaire kanalen naar voren komen worden door kijkers overgenomen. Ook de traditionele media spelen in de socialisatie nog steeds een aanzienlijke rol. Hoe wij bijvoorbeeld omgaan met milieuproblematiek of ons stemgedrag wordt sterk beïnvloed door de media. Het is dan ook geen verrassing dat de opkomst van nepnieuws een groot gevaar is. Denk bijvoorbeeld aan nepnieuws over coronavaccinaties. Wij veranderen ons gedrag bewust of onbewust door het gebruik van media, het is dus echt van belang dat de informatie die wij tot ons krijgen niet bewust onwaar is.
Overheid: als laatste is de overheid een belangrijke socialiserende instantie. Wij passen ons gedrag constant aan door regels die door de overheid zijn gesteld. Door de adviezen rondom corona van de overheid houden mensen meer afstand van elkaar, een duidelijkere gedragsverandering is niet denkbaar. Ook probeert de overheid door reclamespotjes op televisie mensen bewust te maken van bijvoorbeeld asociaal gedrag in het verkeer of proberen ze mensen op te roepen om te stemmen tijdens verkiezingen.

Door de invloed van deze socialiserende instituties worden wij als mens uiteindelijk onderdeel van onze cultuur. Onze identiteit wordt dus sterk bepaald door de plek waar we opgroeien, de mensen die wij om ons heen hebben en keuzes die wij maken in het leven.

Socialisatie gaat niet vanzelf. Wanneer een kind hoort dat hij iets niet mag zal hij dit vaak niet direct overnemen, maar zal hij dit vaker moeten horen of zelf ervaren dat het niet goed is. Gedrag is ons dus niet meteen eigen, maar socialisatie is echt een proces. Sociale controle is hiervan een belangrijk onderdeel. Wanneer wij iets doen dat niet goed is worden wij hierop aangesproken door onze omgeving of krijgen wij bijvoorbeeld straf of een beloning. Een straf of een beloning noemen we ook wel een sanctie. De volgende keer zal iemand (met de sanctie in het achterhoofd) het verwachte gedrag sneller vertonen. En uiteindelijk is er sprake van internalisatie, het gedrag is nu eigen gemaakt en gaat vanzelf. Hieronder zie je schematisch weergegeven hoe het socialisatieproces werkt.