Algemene inleiding

Inleiding  

(Quest bestaat uit twee opdrachten / 15 XM)

Soms heb je het idee dat Nederland helemaal opnieuw georganiseerd moet worden. Om de stikstof terug te dringen, moeten er veel minder koeien en schapen komen. Huizen zijn onbetaalbaar geworden, dus moet er vlug worden bijgebouwd, maar dan wel duurzaam. Vluchtelingen uit Syrië en Oekraïne komen naar ons land. Die vangen we op en daarvoor moeten ook huizen gebouwd worden. En mensen met veel vermogen betalen soms minder belasting dan mensen die niet zo rijk zijn, maar wel hard werken: moet dat ook niet veranderen?

Bij al die veranderingen kijken mensen naar de politiek en is het voortdurend de vraag: waar moet de overheid voor zorgen en waarvoor de burgers zelf? Met andere woorden: wie is er verantwoordelijk.

Waarschijnlijk heb je er nooit bij stilgestaan, maar tussen 1850 en 1900 (en iets daarna) hadden mensen ook het idee dat Nederland helemaal opnieuw georganiseerd moest worden. De samenleving veranderde zoveel en zo snel, dat het allemaal anders moest. In deze periode waren er drie grote politieke kwesties:

  1. De strijd om het kiesrecht: Nederland had sinds 1848 een nieuwe Grondwet. Daarin was het kiesrecht voorbehouden aan mensen vanaf een bepaald vermogen. Alleen rijke mensen mochten stemmen. Of wacht: alleen rijke mannen mochten dat. Moest dat niet anders? Waarom zouden arme mannen niet mogen stemmen? En waarom vrouwen niet?

  1. De sociale kwestie: Vanaf 1850 komt in Nederland mondjesmaat de industrie op. Vanaf het einde van de 19e eeuw ontstaat een echte arbeidersklasse. De woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn erg slecht. Wie is er verantwoordelijk voor deze slechte omstandigheden? Wie moet ze verbeteren? Zijn dat de arbeiders zelf, de fabrieksbazen of de overheid?

  1. De schoolstrijd: In de Grondwet van 1848 was vrijheid van godsdienst opgenomen. En vrijheid van onderwijs. En vrijheid van vereniging. Dat alles was goed nieuws voor de katholieken. Zij waren tot 1848 een soort tweederangsburgers in Nederland: alles werd beheerst door de protestanten. Door de nieuwe grondwet mochten katholieken verenigingen oprichten waarin zij streefden naar de stichting van katholieke scholen. Was dit nu de bedoeling van de grondwet? En wie zou er voor dat katholieke onderwijs moeten betalen: de katholieken zelf, of de overheid?

Twee opdrachten

In deze quest ga je dieper in op deze politieke kwesties. Dat doe je aan de hand van twee opdrachten: