In het werkboek heb jij een woorden lijst gemaakt van 35 woorden. Van deze lijst ga jij nu flashcards maken. Huh? Flashcards.
Flashcards zijn kaartjes met twee zijdes die allebei helemaal leeg zijn.
Ja, dat is eigenlijk alles…
Maar waarom worden ze dan gebruikt? Nou, deze kaarten blijken een enorm handig hulpmiddel te zijn bij het leren. Ze zijn bedoeld om jezelf te (laten) overhoren voor belangrijke toetsen.
Aan de ene kant van de kaart schrijf je een vraag of een begrip. Op de andere kant van de kaart zet je het antwoord op die vraag of de uitleg over dat begrip. Flashcards zijn niet alleen handig bij het leren van woordjes of begrippen, maar ook bij moeilijkere onderwerpen. Eigenlijk kun je er van alles mee leren. Zelfs wiskundige modellen die voor het eindexamen moet kennen veranderen zo in een fluitje van een cent.
Er zijn trouwens meerdere benamingen voor flashcards. Soms heten ze flitskaarten, systeemkaarten, geheugenkaarten, steekkaarten of gewoon flashkaarten. Al deze zaken zijn echter allemaal hetzelfde.
Voordat je kunt leren met flashcards, moet je eerst de relevante begrippen en onderwerpen op de flashcards zetten. Je kunt hierbij het volgende stappenplan volgen.
Zorg dat je de volgende zaken hebt voordat je aan de slag gaat met flashcards:
Dat is het !
Stap 1
Pak nu je woordenlijst van je werkboek erbij .
Stap 2
Je schrijft op de voorkant het Nederlandse woord op en je schrijft op de achterkant het Duitse woord op.
Tip: check goed of laat checken of je woorden goed hebt opgeschreven.
Klaar?
Je gaat aan de slag op de manier zoals hieronder. Je zegt het woord hardop, maar je schrijft het woord ook op. Het gaat dus ook om dat je het woord goed schrijft.
Je gaat de woorden dus Nederlnads-Duits als Duits-Nederlands leren.