1.22 P2-K1-W2 Hulp bieden bij lichaamstemperatuur en koorts

Inleiding

Als mensen ziek zijn hebben ze soms koorts, transpireren en hebben meer moeite met ademhalen. Als helpende moet je weten wat je dan moet doen.

 

Lesdoelen

Je leert:

·        Wat  een  normale  ademhaling  en  temperatuur zijn.

·        Welke  omstandigheden van  invloed  zijn  op  ademhaling en temperatuur

·        Afwijkende  ademhaling  en  temperatuur observeren en herkennen

 

Huiswerk

Lees uit het boek Helpende zorg en welzijn Thema 8 hoofdstuk 23, Lichaamstemperatuur en koorts.

 

Onderwijsactiviteit

De docent bespreekt de theorie van lichaamstemperatuur en koorts.

Vervolgens werk je in 2-tallen aan de opdrachten.

De opdrachten worden klassikaal nabesproken.

 

Opdracht 1

Bespreek in 2-tallen de onderstaande situaties en vul elkaar aan.

 

Situatie  1

Mevrouw  Koops  is  al  een  paar  dagen  niet  lekker.  Van  je  collega  heb  je  gehoord  dat  ze  een flinke  blaasontsteking  heeft  en  dat  je  haar  'extra  in  de  gaten  moet  houden'. Als  je  's  morgens  binnenkomt  om  haar  te  wassen  ligt  mevrouw  in  bed. Op  je  vraag  of  ze  naar  de  douche  wil  lopen  zodat  je  haar  kunt  wassen  antwoordt  ze ontkennend.

Als  je  haar  een  eindje  overeind  wilt  helpen  merk  je  dat  ze  warm  aanvoelt  en  een  beetje  hijgt met  ademhalen.  Mevrouw  Koops  zegt  zelf  dat  ze  waarschijnlijk  koorts  heeft.

-        Wat  kun  je  doen  in  deze  situatie?

-        Hoe  kun  je  beoordelen  of  mevrouw  koorts  heeft?

-        Wat  ga  je  doorgeven  aan  je  leidinggevende  en  wanneer?

 

Situatie  2

Je  hebt  nachtdienst  en  tijdens  de  ronde  op  de  afdeling  kom  je  bij  Meneer  Roels.  Op  het  moment  dat  je  vlakbij  bent  maakt  hij  een  wat  snurkend  geluid  en  haalt  diep  adem. Daarna  is  het  weer  een  poosje  stil.  Je  blijft  even  wachten,  maar  meneer  slaapt  verder  met lange  pauzes  tussen  de  ademhaling.

-        Wat  zou  je  in  deze  situatie  doen?

-        Wat  vertel  je  jouw  leidinggevende  en  wanneer?

 

Opdracht 2

Bedenk  zelf  nog  vijf  praktijksituaties  met  cliënten  die  je  extra  moet  observeren  op  gebied

van  ademhalingsproblemen  en/of  temperatuurwisselingen.  Daarbij  beantwoord  je  de  vragen;

-        Wat zijn in deze situatie belangrijke aandachtspunten? Wat doe je als helpende?

-        Wat  vertel  je  de  leidinggevende  en  wanneer?