De algemene formule van elasticiteit:
Procentuele verandering van het gevolg
Elasticiteit = __________________________________
Procentuele verandering van de oorzaak
De uitkomst is een verhoudingsgetal.
De oorzaak is nu de verandering van het inkomen en het gevolg is de vraag naar een product.
Wanneer het inkomen van een persoon veranderd, zal ook de vraag naar bepaalde goederen en diensten toenemen of juist afnemen. De mate waarin de gevraagde hoeveelheid veranderd noemen we de inkomenselasticiteit.
Om de inkomenselasticiteit te berekenen gebruiken we de volgende formule:
inkomenselasticiteit = % verandering van het gevraagde aantal producten \ % verandering van het inkomen.
De inkomenselasticiteit zegt ons iets over het soort goed wat gekocht word. We onderscheiden de volgende drie soorten goederen:
Wanneer je inkomen stijgt met 10% ga je per jaar niet meer twee keer op vakantie maar 3 keer. Dit betekent een toename van 50%. De inkomenselasticiteit is dan 50%10% = 5, voor elk procent dat je inkomen stijgt geef je 5% meer uit aan vakanties. Vakanties zijn dus een luxegoed.
Wanneer je inkomen stijgt met 20% geef je 15% minder uit aan aardappelen, je gaat nu namelijk vaker uit eten. De inkomenelasticiteit is in dit voorbeeld −15%20% = −0,75, voor elk procent dat je inkomen stijgt geef je 0,75% minder uit aan aardappelen. Aardappels zijn dus een inferieur goed.
Inkomenselasticiteit https://youtu.be/GLW9Zps9mco
Wanneer het inkomen van een persoon verandert, zal ook de vraag naar bepaalde goederen en diensten toenemen of juist afnemen. De mate waarin de gevraagde hoeveelheid veranderd noemen we de inkomenselasticiteit.
De uitkomste van de formule zegt ons iets over het soort goed wat gekocht word.
Er zijn drie soorten goederen:
Wanneer je inkomen stijgt met 10% ga je per jaar niet meer twee keer op vakantie maar 3 keer. Dit betekent een toename van 50%. 50%\10% = 5, voor elk procent dat je inkomen stijgt geef je 5% meer uit aan vakanties. Vakanties zijn dus een luxegoed.
Wanneer je inkomen stijgt met 20% geef je 15% minder uit aan aardappelen, je gaat nu namelijk vaker uit eten. De inkomenelasticiteit is in dit voorbeeld -15%\20% = −0,75, voor elk procent dat je inkomen stijgt geef je 0,75% minder uit aan aardappelen. Aardappels zijn dus een inferieur goed.
