In deze paragraaf ga je meer leren over de ontwikkelingen binnen de geneeskunde. Je gaat kijken naar de eerste theoriën van geneeskunde en hoe die zijn ontwikkeld tot en met de vroegmoderne tijd.
Hippocrates (460-370 v.Chr) wordt gezien als de grondlegger van de geneeskunde. Hij was een filosoof, een filosoof is iemand die over verschillende vraagstukken van het leven nadenkt en daaruit een theorie opmaakt. Op Kos eiland (Griekenland) was hij de leermeester voor vele genezers. Op Kos eiland kan je nog steeds ‘de boom van Hippocrates’ vinden. Onder deze boom gaf hij lessen over zijn theorie van het menselijke lichaam.
Hij geloofde namelijk dat het lichaam bestond uit vier verschillende sappen. Deze vier sappen worden ook humores genoemd. Aan de hand van die vier humores werd de gemoedstoestand van mensen bepaald, door bijvoorbeeld te veel of te weinig van een bepaalde vloeistof.
De vier humoren zijn de volgende:
Bij elke sap zaten ook een aantal kenmerken waaraan iemand kon voldoen als er een overvloed van was. Bij te veel bloed waren mensen vurig en energiek. Bij gele gal waren mensen snel geïrriteerd en kwaad. Bij zwarte gal waren mensen neerslachtig (sip) en depressief. Als laatste waren mensen met te veel slijm kalm en weinig emotioneel.
Niet alleen de gemoedstoestand van de mens werd gekoppeld aan deze humores, maar ook ziektes en aandoeningen.
Een voorbeeld van behandeling is iemand met te veel bloed. Wat er werd gedaan was een aderlating. Oftewel: het opensnijden van verschillende aderen en bloed uit het lichaam laten stromen (niet te veel natuurlijk, ook al ging dit nog wel eens mis). Bij andere vloeistoffen kan je ook denken aan veel sla eten (hier zit veel water in) om balans te krijgen in de humores.
In de Middeleeuwen speelde de humores theorie van Hippocrates een grote rol. Wel kwamen er nieuwe elementen bij. In de Middeleeuwen geloofde men namelijk dat de mens in contact stonden met de elementen van de aarde en het universum. Het universum werd als begrip een macrokosmos. Het lichaam werd gezien als een microkosmos.
De mens stond als microkosmos in contact met de sterren, seizoenen en de elementen (water, lucht, aarde en vuur).
Ook was er een herontdekking van de anatomie. Anatomie is hoe het lichaam in elkaar zit, bijvoorbeeld het skelet, het zenuwstelsel en het spierstelsel. Dit was namelijk verdwenen uit de geneeskunde. Er kwam interesse voor anatomie vanuit verschillende oogpunten: medicinaal (geneeskunde), forensisch (onderzoeken plaats delict bij een misdaad) en spiritueel (geloof). Artsen gingen lichamen ontleden voor het ontdekken van een doodsoorzaak of ziektes die erfelijk konden zijn.
Ook in de vroegmoderne tijd bestond de theorie van de vier humores nog. Hierbij kwamen wel nieuwe ontdekkingen, zoals de bloedcirculatie vanuit het hart naar de hersenen. Ook het ontdekken van de cel was een grote ontwikkeling. Hierdoor gingen artsen zich steeds meer focussen op de rol van organen bij ziektes. Dit leidde tot het loslaten van de vier humores theorie van Hippocrates.
Ook was er een toename in ontleden. Het gevolg hiervan was dat er een nieuw beeld ontstond van het lichaam, namelijk dat dit een machine was. Het lichaam stond los van de ziel.
De vroegmoderne tijd wordt gekenmerkt door het koloniseren van overzeese gebieden. Denk hierbij aan de ontdekking van Amerika, India en Indonesië. De Europese bevolking kwam hierdoor steeds meer in aanraking met verschillende bevolkingsgroepen die niet leken op de witte Europeaan. Denk aan Afrikaanse en Aziatische mensen. Deze mensen werden tot slaaf gemaakt en moesten werken voor de Europese imperialisten (mensen die overzeese gebieden veroverde).
Dit had gevolg voor de geneeskunde. Veel artsen gebruikte tot slaaf gemaakte mensen namelijk als toonbeeld voor beperkingen tijdens de lessen over verschillende beperkingen die je kon tegenkomen als arts. Ook werden mensen van kleur en vrouwen gezien als mensen die niet volledig geëvolueerd waren. De theorie daarbij was dat zij een veel hogere pijngrens hadden, waardoor zij geen verdoving nodig hadden tijdens een operatie.
Een andere ontwikkeling was dat de psychiatrie een aparte tak van geneeskunde werd. Voorheen was het voor elke arts ook mogelijk om mentale geneeskunde uit te voeren en daaraan diagnoses voor te schrijven. In deze periode kwam hier verandering in. Mentale geneeskunde werd als een aparte tak van geneeskunde gezien en er werd een andere soort opleiding voor voorgeschreven.