In deze paragraaf zoomen we in op wat specifiekere ontwikkelingen binnen de geneeskunde.
In de tijd van de 4 humores theorie werd menstruatie gezien als een teken van goede gezondheid. Dit was namelijk een teken dat het bloed zichzelf in balans hield. Deze theorie ging zo ver dat men zelfs dacht dat een bloedneus bij een man gelijk stond aan de menstruatie van de vrouw.
Rond 1850 werd menstruatie voor het eerst gekoppeld aan de ovulatie van een vrouw. Hiermee werden mensen en dieren op dezelfde lijn geschaald. Ook was duidelijk dat menstruatie een kenmerk van vruchtbaarheid was. Aan het einde van de 19e eeuw werd deze theorie weer verworpen. Nu werd menstruatie gekoppeld aan ziekte. Vrouwen waren dus één week in de maand ziek, hierdoor werden zij als arbeidsongeschikt gezien. In 1930 werd menstruatie weer gezien als een teken van ovulatie. Menstruatie is een teken dat de vrouw niet zwanger is.
In de oudheid (de tijd van Hippocrates) en in de vroegmoderne tijd bestond er een theorie dat er maar één sekse was (het 1-sekse systeem). Het idee hierachter was dat het mannelijke geslacht het geslacht was dat volledig was ontwikkeld. Het vrouwelijke geslacht was dus in deze theorie onder ontwikkeld. Als we kijken naar de vier humores theorie van Hippocrates waren mannen heet en droog en vrouwen waren koud en nat.
Rond 1800 kwam het 2-sekse systeem. Hieruit kwam voort dat er twee compleet verschillende geslachten waren. Van belang hierbij is dat dit niet vanuit de wetenschappelijke of geneeskundige hoek kwam, maar vanuit de politiek. Veel vrouwen streden in deze tijd voor de erkenning van de verschillen tussen de geslachten.
Tot de 18e eeuw vond fysiek onderzoek vooral plaats aan de hand van het gezicht, de hartslag, de handen en de lichamelijke vloeistoffen. De focus lag vooral op de beschrijving van de symptomen door de patiënt aan de arts. Samen kwamen zij dan tot een behandeling.
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw werden patiënten behandeld in ziekenhuizen en werden zij ondergeschikt aan de artsen. Diagnoses kwamen vanuit de tekenen van het lichaam en de diagnoses kwamen centraal te staan. Pijn werd niet meer gezien als een symptoom van een ziekte, maar een idee van in welk orgaan de ziekte zat.