De vorming van de Alpen

Het ontstaan van de Alpen

De Alpen zijn het hoogste gebergte van Europa. Het lijkt alsof het er altijd al geweest is, maar schijn bedriegt. Op de plek waar nu de Alpen liggen, lag 100 miljoen jaar geleden een enorme tropische zee waarin vissen, krabben, schelpen en koralen leefden. Dode resten van planten en dieren zonken in de loop van miljoenen jaren naar de zeebodem en stapelden zich op. De lagen die zo ontstonden, werden bedekt door zand en stenen die door rivieren naar de zee werden gebracht. Zo vormden zich dikke lagen sedimentgesteenten.

Het ontstaan van de Alpen.

Door endogene krachten zijn breuken in de aardkorst ontstaan. Door deze breuken is de aardkorst verdeeld in een aantal platen waarop de oceanen en continenten liggen. De schollen liggen niet stil, maar bewegen. Ze kunnen uit elkaar bewegen, langs elkaar glijden en op elkaar botsen. Bij het botsen ontstaan gebergten.

Ongeveer 80 miljoen jaar geleden begon de plaat waarop Afrika ligt, naar het noorden te bewegen. Als een bulldozer duwde de plaat de sedimentgesteenten in de tropische zee die tussen Europa en Afrika lag, voor zich uit. De zeebodem kreukelde voor het oprukkende Afrika, boog, plooide en brak. Zo’n 30 miljoen jaar geleden bereikte de bulldozer Europa en werden de Alpen tegen Europa aan geduwd. Afrika schoof over de andere lagen heen. Een deel van Europa werd als een tafellaken gerimpeld. Het gesteente werd geplooid en de plooiruggen vormden de bergen. De Alpen zijn een voorbeeld van een plooiingsgebergte (afbeelding: Het ontstaan van de Alpen).

Andere geplooide bergketens in Europa – zoals de Sierra Nevada en de Pyreneeën in Spanje, de Apennijnen in Italië en de Karpaten in Oost-Europa – zijn in dezelfde tijd ontstaan. Het zijn allemaal hooggebergten: de meeste toppen zijn er hoger dan 1.500 m.

Verwering

Hoewel ze al 30 miljoen jaar geleden zijn gevormd, zijn de Alpen een jong gebergte. In vergelijking met oude gebergten valt een aantal verschillen op. Jonge gebergten zijn hoog en hebben steile hellingen, spitse bergtoppen en diepe dalen. Oudere gebergten worden gekenmerkt door flauwe hellingen en afgeronde toppen en zijn veel lager. De oorzaak hiervan zijn exogene krachten. Deze zorgen ervoor dat in de loop van miljoenen jaren de harde gesteenten van de bergen langzaam worden afgesleten. Rotsblokken verbrokkelen op de lange duur tot grind. Grind vergruist verder en eindigt ten slotte als zand en klei. Verwering is het uiteenvallen van gesteente onder invloed van het weer en de plantengroei. Het puin dat bij verwering ontstaat, heet verweringsmateriaal.

Kenmerkend voor verwering is dat het afgebroken gesteente ter plekke blijft liggen (filmpje: Verwering van gesteente).

Verwering van gesteente.

Erosie

Verweringsmateriaal kan onder invloed van de zwaartekracht van een helling af rollen of schuiven. Gletsjers, rivieren, de zee of de wind nemen het mee naar andere plekken. Tijdens dit transport wordt het landschap verder afgebroken. Er vindt erosie plaats. Hoe langer verwering en erosie op een gebied hebben ingewerkt, des te vlakker en lager dit gebied zal zijn geworden. In de loop van miljoenen jaren worden gebergten door verwering en erosie steeds minder steil en worden dalen steeds breder.

Als de gletsjers, de rivieren, de zee of de wind uiteindelijk het meegevoerde materiaal ergens neerleggen, is er sprake van sedimentatie. Het landschap wordt dan weer opgebouwd.