Samenvatting
Om even kort samen te vatten ga ik de belangrijkste dingen nog een laatste keer op een rijtje zetten:
- De present simple = de tegenwoordige tijd
- De present simple gebruik je bij feiten, gewoonten en regelmatigheden
- De present simple is te herkennen aan signaalwoorden zoals; Always, never, often, sometimes, usually, on Monday, during the week, in the weekend.
- De present continuous = onvoltooid tegenwoordige tijd
- De present continuous gebruik je als je het hebt over dingen die in het "nu" gebeuren (maar ook door kunnen gaan in de toekomst).
- De regel om bij de present continuous is: To be + (am/are/is) + ww + ing
- De present continuous is te herkennen aan signaalwoorden zoals; Now, at the moment, today, this week, this month, listen, look.
Oefen nog een laatste keer met de present simple en continuous door de vragen van de onderstaande link te maken:
Present simple or progressive (continuous)
Progressive = Present continuous
