3.2 Soorten hormonen

De hypofysevoorkwab en achterkwab zijn de twee die verantwoordelijk zijn voor het produceren van hormonen en het aansturen van diverse organen zodat deze ook hormonen produceren.

In de voorkwab (adenohypofyse) zitten zes verschillende soorten cellen die allemaal een ander hormoon aanmaken:

Thyroid stimulerend hormoon     (TSH): Stimuleert de schildklier, waardoor de schildklier tal van processen kan uitvoeren zoals: temperatuurregulatie, hartslag en energiebehoefte

Adenocorticotroop hormoon       (ACTH) Stimuleert de bijnieren om het stresshormoon cortisol aan te maken. Cortisol heeft een ontstekingsremmende werking en speelt een rol bij de vertering van voedsel en je slaap-waakritme.

Groeihormoon                               (GH) Stimuleert de aanmaak van (insulin-like growth factor), Speelt een belangrijke rol bij de aanmaak van eiwitten, verhoogde vetafbraak, water en zouthuishouding en de opbouw van spieren en botten.

Luteïniserend hormoon                (LH) Stimuleert bij meisjes de eierstokken om oestrogeen en progesteron aan te maken. Daarnaast zorgt het voor de eisprong. Oestrogeen speelt een belangrijke rol bij de puberteitsontwikkeling. Het zorgt voor de groei van de baarmoeder, vagina en borsten. Progesteron heeft effect op het baarmoederslijmvlies. Bij jongens stimuleert LH de teelballen om testosteron aan te maken. Dit zorgt weer onder andere voor lichaamsbeharing, zwaarder worden van de stem en penisgroei

Follikelstimulerend hormoon      (FSH) Stimuleert bij meisjes de eierstokken om oestrogeen en progesteron aan te maken. Daarnaast zorgt het voor de rijping van de eicel. Bij jongens stimuleert het de aanmaak en rijping van zaadcellen en de teelballen om testosteron aan te maken.
Prolactine                                      (PRL) Zorgt voor de aanmaak van moedermelk en dat er geen eisprong plaats kan vinden.

Melanocyt stimulerend hormoon (MSH) Zorgt voor de aanmaak van pigment

 

In de hypofyse achterkwab (neurhypofyse) worden twee door de hypothalamus aangemaakte hormonen opgeslagen.

Antidiuretisch hormoon               (ADH) Regelt het vocht- en zoutevenwicht. Zorgt ervoor dat je niet teveel of te weinig vocht uitplast.  

Oxytocine                                                  Speelt een rol rondom de bevalling. Het zorgt voor het samentrekken van de spieren in de baarmoeder, en na de bevalling dat de melkgangen in de borstklieren samentrekken.

 

Bron: (Kirchmann & Vleugels, 2016)