Gedurende de vierde en de vijfde eeuw n. Chr., de beginperiode van de Grote Volksverhuizing, drongen steeds meer volkeren (voornamelijk Germaanse stammen) uit de gebieden ten noorden van de Rijn en de Donau het West-Romeinse Rijk binnen. Deze volkeren werden opgejaagd door de Hunnen en aangetrokken door de rijkdommen van de Romeinen.
De Romeinen lieten de Franken toe binnen hun rijk om mee te helpen de grenzen te beschermen. De meeste Germaanse staten uit de tijd van voor de Grote Volksverhuizing bestonden niet lang. Dat gold niet voor de Franken. Van de volken die nieuwe koninkrijken hadden gesticht nadat de Romeinse legers uit West-Europa waren vertrokken, waren de Franken het succesvolst. Dit volk leefde oorspronkelijk ten oosten van de Rijn in het tegenwoordige Duitsland. De Romeinse keizers hadden hen al in de derde eeuw als bondgenoten toegelaten in België en het zuiden van Nederland. Aan het eind van de vijfde eeuw slaagde de Frankische koning Clovis, uit de familie van de Merovingen, erin bijna heel Frankrijk te veroveren. Hij heerste over een bevolking die bestond uit Germanen en afstammelingen van Gallo-Romeinen. Ook onderwierp hij de Franken die nog aan de overzijde van de Rijn leefden.
Toen Clovis in 511 n. Chr. stierf, erfde elk van zijn vier zonen een deel van het rijk. Toch slaagden ze er samen in het Frankische gebied verder uit te breiden. Daarna ging het met de Merovingen bergafwaarts. Omdat het rijk bij de dood van de volgende koningen telkens weer werd opgedeeld en de verschillende koningen vaak meer tegen elkaar vochten dan tegen hun gemeenschappelijke vijanden, nam de macht en rijkdom van de Merovingen geleidelijk af.
Intussen namen de macht en het aanzien van de hofmeiers toe. Als beheerders van de bezittingen van de koning waren ze uiteindelijk rijker dan de Merovingen zelf. Ze gebruikten hun rijkdom om krijgsmannen in dienst te nemen met wie ze andere Germaanse volken overwonnen, zoals de Friezen in het noorden van Nederland. De hofmeier Karel Martel, die rond 732 n. Chr. in de buurt van Poitiers een moslimleger dat via Spanje Frankrijk was binnengedrongen versloeg, kreeg meer macht dan de Merovingische koningen en werd uiteindelijk de feitelijke heerser van de Franken. Naar hem wordt deze nieuwe Frankische koningsfamilie de Karolingen genoemd.
Zijn zoon Pepijn de Korte zette in 751 n. Chr. de laatste Merovingische koning af en riep zichzelf uit tot koning van de Franken. Na de dood van Pepijn de Korte in 768 n. Chr. werd het Frankische Rijk aanvankelijk verdeeld onder zijn zonen Karel de Grote en Karloman. Beide broers raakten vervolgens in conflict met elkaar over de verdeling van het rijk. In 771 n. Chr. stierf Karloman plotseling en hierdoor kreeg Karel het gehele Frankische Rijk in handen. Hoewel de meest aannemelijk verklaring dat Karloman stierf is omdat hij ziek was, zijn er ook historici die beweren dat hij zou zijn vergiftigd in opdracht van Karel.
Bron 1: Een ‘barbaars’ stamhoofd houdt een feestelijke optocht Clovis ontving van de Oost-Romeinse keizer Anastasius documenten die hem het ambt van consul verleenden. In de basiliek van Sint maarten heeft hij zich een purperen tunica en een mantel aangetrokken en zichzelf een diadeem op het hoofd gezet. Nadat hij zijn paard had bestegen, liet hij zien hoe vrijgevig hij was. Eigenhandig strooide hij goud en zilver naar het publiek dat langs de kant van de weg stond die loopt van de basiliek naar de kathedraal. Vanaf die dag noemde men hem consul en augustus (verhevene).
Naar: Gregorius van Tours, Geschiedenis van de Franken (594 n. Chr.). |