Tekstanalyse

Leerdoel:

- Alle domeinen/vaardigheden in deze wikiwijs komen bij de volgende eindopdracht samen en kun je toepassen, herkennen en uitvoeren

 

De theorie voor tekstanalyse/leesvaardigheid


1. Globaal lezen


a. Lees eerst altijd een tekst globaal.

Dus: titel, inleiding, tussenkopjes, slot en bron.

b. Denk na over het onderwerp, wat is het onderwerp van de tekst?

Het onderwerp wordt altijd genoemd in de inleiding.

Het onderwerp is niet hetzelfde als de titel.

Het onderwerp komt in elke alinea terug, dus ook in het slot.

Het onderwerp noem je in een paar woorden, nooit in een zin!

c. Kijk goed naar de bron, is die betrouwbaar?

d. Staat de naam van de schrijver vermeld?

e. Tel de alinea’s, elke alinea behandelt een deel van het

onderwerp. Een slotalinea behandelt geen nieuw deelonderwerp.


2. Lees de tekst grondig


a. Lees de tekst helemaal.

b. Onderstreep de kernzinnen. In kernzinnen staat altijd een kernwoord. Zonder kernwoord kan het geen kernzin zijn. Hoe vind je de kernzinnen?

In de Inleiding: meestal aan het einde van de alinea.

Middenstuk: meestal aan het begin van elke alinea.

Slot: meestal weer aan het eind van de alinea

c. Omcirkel of markeer met een andere kleur de signaalwoorden.

Zorg dat je signaalwoorden en verbanden goed geleerd hebt.


Verbanden en signaalwoorden

 

Er wordt in een leestoets altijd gecontroleerd of jij samenhang in een tekst kan vinden. Samenhang in een tekst wordt gemaakt door verbanden te leggen. In één zin kan al een verband voorkomen. Voorbeeld: Ik kom niet naar school, want ik ben ziek. Door het signaalwoord want wordt er in de zin zelf een oorzakelijk verband gelegd. Hier is sprake van een zinsverband. Er kan ook een verband zijn tussen delen van een tekst. Vaak is dat het geval tussen alinea’s. Bij complexe teksten is er meestal ook een verband tussen grotere tekstdelen. Het is de bedoeling dat jij laat zien dat je die verbanden kan leggen. Daarmee laat je zien dat je de samenhang in de tekst herkent. Door het grondig leren van de signaalwoorden en de bijbehorende verbanden, leer je steeds beter de samenhang in een tekst te vinden.


Functies en structuur


De verschillende onderdelen van een tekst hebben een bepaalde functie. Met functie wordt bedoeld dat een tekstdeel een bepaalde taak heeft. Een inleiding heeft een andere taak (functie) dan een slotalinea. Van jou wordt verwacht dat je de verschillende functies kent en dat je weet hoe je ze in een tekst kan herkennen. De functie van een tekstdeel hangt samen met de structuur van de tekst.

Je kunt in de volgende tekstdelen de volgende functies en structuren tegenkomen:


De inleiding - het onderwerp van de hele tekst aangeven

- het onderwerp van de tekst als probleem aangeven

- kort samenvatten van de tekst die volgt

- de aanleiding noemen

- de aandacht trekken met een opvallende uitspraak

- de aandacht trekken met een anekdote

(dat is een leuke, grappige gebeurtenis)

- het introduceren van een deskundige die aan het

woord komt.


Het middenstuk heeft de functie dat er nader op het onderwerp wordt

ingegaan in een bepaalde structuur. Dat kan door middel van:

- toelichting

- voorbeelden

- uitwerking,

- oorzaak - gevolg

- opsomming,

- probleem - oplossing,

- mening - argument, etc.

- vroeger en nu structuur

- voor- en nadelen structuur

- overeenkomst - vergelijking structuur


Een slotalinea kan de volgende functie hebben:

- een conclusie geven

- een antwoord geven op een hoofdvraag

- alles nog eens kort samenvatten

- mensen tot actie aansporen

- de mening van de schrijver nog eens weergeven

- een waarschuwing geven

- advies geven