Studenten met een angststoornis is buitensporig angstig, de angst is niet realistisch. De angst belemmert het functioneren in het dagelijkse leven. De angststoornis kan veroorzaakt worden door een ingrijpend levensgebeurtenis bijvoorbeeld een overlijden van een naaste of ernstige ziekte. Een andere oorzaak kan zijn dat iemand gevoelig is voor angststoornissen (erfelijk belast) (Nauta & Giesing, 2017).
Welke signalen kunnen wijzen op een angststoornissen?
Een plotseling gevoel van paniek en angst
Rusteloosheid
Onbehagen, misselijkheid of krampen
Slaap gerelateerde problemen – overmatige slaap of slapeloosheid
Koude of zweterige handen of voeten
Gevoelloosheid in de handen of voeten
Kortademigheid
Verhoogde hartslag
Pijn op de borst
Droge mond
Opvliegers of koude rillingen
Plotseling trillen
Duizeligheid
Welke vragen zou je kunnen vragen aan de student?
Waar ben je bang voor? Wat doet deze angst met jou op dit moment?
Welke signalen ervaar je bij beginnende paniek of angstgevoelens?
Hoe kan je omgeving tijdens een paniek of angstgevoelens het beste reageren?
Tips voor werkbegeleider/docent
Wees geïnteresseerd; vraag naar wat iemand doormaakt.
Neem iemands angst serieus, ook al begrijp je er niets van.
Ga niet mee in de angst, dus ga hetgeen wat de student eng vindt niet samen met hem/haar vermijden of de angst versterken.
Luister zonder een oplossing te zoeken.
Zeg niet dat het iemands eigen schuld is.
Vraag hoe je diegene kunt helpen.
Laat de student oefenen met ademhalingsoefeningen om zich weer te kunnen ontspanning tijdens de angst.
Bij faalangst ligt onzekerheid/een negatieve gedachtegang vaak ten grondslag. Motiveer de student positief te denken en geef hem/haar complimenten op wat goed gaat.