Bij onzekerheid twijfelt de student aan de beslissingen die hij neemt of wil gaan nemen. De student vraagt zich af of hij de dingen wel goed doet, gaat piekeren en voelt zich gespannen (Mindkorrelatie, sd).
Welke signalen kunnen wijzen dat een student onzeker is?
De student laat zich leiden door wat anderen vinden, die bepalen of hij iets goed doet.
De student denkt vaak na hoe de ander hem negatief kan beoordelen.
De student denkt zwart/wit, hij doet iets goed of fout er is geen middenweg.
De student vindt dat hij geen fouten mag maken.
De student vergelijkt zich voortdurend met de ander waarbij de ander altijd beter is.
De student benoemd wat hij nog niet kan, maar zegt nooit wat hij al wel kan of bereikt heeft.
De student kan moeilijk omgaan met feedback. Feedback bevestigd zijn negatieve gevoel van eigenwaarde. "Zie nu wel dat ik het niet kan" (Mindkorrelatie, sd).
De student weet zich geen houding te geven, stottert en hakkelt als hij praat.
Is stilletjes en verlegen
De student lijkt zich niet op zijn gemak te voelen, bloost en transpireert.
Welke gevolgen kan onzekerheid zijn?
Depressie
Faalangst
Schaamte- en schuldgevoelens over het ‘falen’
Paniek
Welke vragen kun je aan de student stellen?
Wat deed jij vandaag waar je tevreden over kan zijn? Noem minstens drie dingen.
Stel dat er vannacht in je slaap een wonder is gebeurd. Het lukt je om je om minder onzeker te zijn. Welk gedrag laat jij dan zien waaruit blijkt dat je vertrouwen in jezelf hebt? Beschrijf de situatie.
Wat zou er voor jou veranderen als je vertrouwen in jezelf hebt?
Wat en wie zou je kunnen helpen om meer vertrouwen te krijgen?
Waar sta je op een schaal van 10 tot 0, bij 10 heb je zelfvertrouwen en bij 0 ben je onzeker.
Tips voor werkbegeleiders/docenten
Heb begrip voor de onzekerheid, stel de student op zijn gemak.
Creëer een veilige leeromgeving
Moedig de student aan om dingen uit te proberen benadruk daarbij de positieve kenmerken van de student.
Wees geduldig, de student heeft soms meer tijd nodig om een nieuwe vaardigheid uit te voeren.
Help de student realistische doelen te stellen
Laat de student succeservaringen op doen
Geef positieve feedback op de voortgang, ondanks fouten in het werk.
Bespreek; "wat zou er gebeuren als je dit fout deed?"
Het werk vergelijken met eerdere prestaties (Teitier, 2015).