Bij feedback geef je een terugkoppeling over het gedrag of prestatie van iemand. En daarbij geef je aan welk effect dat op jou heeft. Je geeft dus informatie over wat je hebt geobserveerd in relatie met de norm, met als doel je gedrag of prestatie te verbeteren (Karels, 2021).
Wat zijn basisregels om feedback te geven?
Ik-boodschap: Vertel de feedback vanuit jezelf.
Aanwijsbaar, precies: Zorg dat de feedback betrekking heeft op duidelijk aanwijsbaar gedrag. Feedback gaat over wat iemand gedaan heeft en niet over hoe hij is.
Concreet: Geef de feedback zo concreet mogelijk. Baseer de feedback op gedrag dat je zelf gezien of gehoord hebt. Daarnaast is het handig om de woorden ‘nooit’ of ‘altijd’ te voorkomen.
Wacht niet te lang: De ander moet de beschreven situatie herkennen om erop te kunnen reageren.
Ruimte voor reactie: Geef de ander de tijd en ruimte om te reageren.
Vraag om het gewenste gedrag: Maak duidelijk wat je van de ander wilt (Karels, 2021).
Waarom zou een student moeite kunnen hebben met feedback?
Onzekerheid speelt vaak een rol bij het omgaan met feedback. Bij feedback waar de student gewezen wordt op zijn gedrag of handeling voelt dan als een aanval op de persoon. Ze kunnen zich afgewezen voelen. Daarnaast is de student afhankelijk van de werkbegeleider waardoor feedback soms onvelig voelt voor de student. Hij kan de consequenties/gevolgen van de feedback niet goed overzien.
Negatieve ervaringen van een student en de toon waarop feedback gegeven wordt heeft ook invloed hoe een student op feedback reageert.
Welke signalen kunnen erop wijzen dat de student feedback ontvangen lastig vindt?
De student gaat in verdediging.
De student vraagt niet zelf om feedback.
De student oogt zenuwachtig als hij feedback krijgt.
De student laat een gesloten houding zien.
De signalen herken je aan vluchtgedrag en vechtsignalen (Teitier, 2015).
Vluchtgedrag
Vechtsignalen
Non-verbaal (bijv. geeuwen)
Boos worden
Naar buiten kijken
De spot drijven met het onderwerp
Ongeïnteresseerd zijn
Negativisme
Gesloten houding
Welke vragen kun je aan de student stellen?
Ik zie dat de feedback je raakt. Waarom is dat zo?
Wat in mijn opmerking raakt je zo?’
Wat vervelend om te merken dat mijn feedback je zo raakt. Kun je er iets meer over vertellen?
Ik hoor je zeggen dat… Ik snap dat het vervelend is om te horen.
Wat zou jou nu helpen om aan je feedback te werken?
Waar heb jij behoefte aan? Hoe zie je dat voor je?
Wat zou in jouw ogen een goede oplossing zijn?
Wat vind jij hierin prettig?
Tips voor werkbegeleiders/docenten
Geef feedback volgens de volgende stappen:
Stap 1: ik zie, hoor, ruik, proef, lees: Beschrijf je feedback aan de hand van wat je ziet, hoort, ruikt, leest en/of proeft.
Stap 2: ik voel: Geef aan wat stap 1 met je doet.
Stap 3: is dat zo? Vervolgens vraag je of het klopt wat je hebt gezien en wat de reden is voor het gedrag.
Zorg voor gelijkwaardigheid, vertrouwen en respect. Als de situatie veilig voelt voor de student, zal deze open staan voor feedback.
Doseer feedback 80/20 regel. 80% is positieve feedback en 20% is opbouwende feedback.
Wees specifiek: leg concreet met voorbeelden uit welk gedrag jij verwacht.
Geef feedback over gedrag of handeling niet over de persoon.