Belangrijke begrippen

In dit kopje zetten we even alle begrippen die belangrijk zijn voor het maken van de opdracht op een rijtje. Als je dan even niet meer weet wat een begrip betekend kun je hier een snelle uitleg vinden!

Woningen= Gebouwen of onderdelen van gebouwen die als doel hebben mensen er te laten wonen.

Bewoners= Mensen die in een woning, buurt, wijk, stad, dorp, provincie en land wonen

Buurtprofiel= Verschillende gegevens en beelden die laten zien wat een buurt is en wat voor eigenschappen deze buurt heeft.

Bouwdatum= Voor deze opdracht willen we weten wat de bouwdatum is van de buurt en dus wanneer de eerste woningen er werden gebouwd, toen is namelijk de buurt 'begonnen'. Wanneer men het heeft over de bouwdatum van één woning gaat het over in welk jaar deze woning is gebouwd, dit kan binnen een wijk of buurt verschillen.

Eengezinswoningen= Woningen bedoeld voor één gezin, bestaande uit 1, 2 of 3 verdiepingen. Hier kunnen natuurlijk ook één of twee personen in wonen maar er is (vaak) ruimte voor meer.

Laagbouw= Gebouwen die niet hoger zijn dan 3 verdiepingen met daarin (vaak) eengezinswoningen.

Meergezinswoningen= Woningen in één gebouw waar onder en/of boven andere mensen wonen. Dit is meestal hoogbouw maar soms is het ook laagbouw, bijvoorbeeld bij portiekwoningen die niet hoger zijn dan 3 verdiepingen.

Hoogbouw= Zelfstandige woningen in een gebouw met verschillende woonlagen.

Koopwoning= Een woning waarvan de bewoner zelf eigenaar is.

Huurwoning= Een woning waarvan de bewoner zelf geen eigenaar is maar het huurt van een ander.

Woningdichtheid= Het aantal woningen per km2.

Huizenprijs= De gemiddelde woningwaarde.

Huishouden= Bestaat uit een of meer mensen die samen in een huis wonen, als jij als enigskind met je ouders samen woont bijvoorbeeld, bestaat jouw huishouden uit drie personen.

Leeftijdsopbouw= Samenstelling van een bevolking op basis van leeftijd, vaak wordt dit verdeel in groepen van 10-15 jaar per stap dus bijvoorbeeld de groepen 0-15, 30-45 en 65+.

Herkomst= Waar een persoon en/of zijn of haar ouders geboren zijn.

Migratieachtergrond= Inwoners van wie een of beide ouders in een ander land zijn geboren dan de inwoner.

Autochtoon= Iemand wiens ouders en hij/zij zelf geboren is in het land waar ze nog steeds wonen.

Niet-westerse migratieachtergrond= Mensen met een migratieachtergrond die niet uit het westerse cultuurgebied komen. Onder westerse cultuurgebieden vallen bijvoorbeeld Europa, Noord-Amerika en Australië.

Werk= Met werk wordt in deze opdracht bedoeld het aantal werkenden in een buurt. Door te weten hoe veel mensen er werken en hoeveel mensen er in totaal kunnen werken weet je de hoogte van de werkloosheid in de buurt.

Inkomen= Met inkomen wordt het gemiddelde inkomen van de buurt bedoeld over een periode van een jaar.