Wat ga je doen?
Je kiest nu vier woorden uit de tekst. Eerst ga je opschrijven wat voor associaties je hebt met de tekst. Waar denk jij aan als je een bepaald woord ziet? Vervolgens zoek je in het woordenboek op wat zo'n woord daadwerkelijk betekent. Hieronder zie je een voorbeeld. Vervolgens vul je zelf de tabel in.
Voorbeeld
Woorden |
Associaties |
Woordenboek |
Schoonheid |
Schoonheid associeer ik met mooi. Alles wat ik mooi vind. Ik denk helaas ook aan de schoonheidsidealen van nu. Deze worden bepaald door de maatschappij. Ik associeer schoonheid ook met natuur. Alles in zijn natuurlijke staat is schoonheid, zo is de mens dat ook. |
Schoon·heid (de; v)
1de eigenschap mooi te zijn2(meervoud: schoonheden) iets moois: zij is een schoonheid!
|
Leeg
Woorden |
Associaties |
Woordenboek |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|