Geschiedenis

Sinds de eerste gevechten zijn er al overeenkomsten geweest van wat wel- of niet mag tijdens het gevecht. Vrouwen, kinderen, en ouderen mogen bijvoorbeeld niet worden verwond. Of je mag een put water niet vergiftigen, zodat iedereen die ervan drinkt dood kan gaan.

 

In 1859 liep Jean-Henry Dunant langs het slagveld in Solferino waar hij allemaal soldaten zag die veel pijn hadden na een gevecht en niet geholpen werden. Hij besloot zelf aan de slag te gaan, en begon de soldaten te helpen. Hij hielp iedereen, niet alleen een van de partijen soldaten, zeggende “Tutti fratelli” (we zijn allen broeders).

 

Jean-Henry keerde weer terug naar Genève waar hij de eerste officiële regels neerzette die bescherming geven aan de verwondde, zieken, en medische diensten. Hij probeerde leiders te overtuigen om zich aan deze regels te houden.  Dit leidde uiteindelijk tot de Eerste Geneefse Conventie. Daarna zijn er nog veel meer regels bijgekomen.

 

Deze regels zijn nu bekend als het Humanitair Oorlogsrecht. Ze proberen de effecten van gewapend conflict te beperken, en verdediging te geven aan mensen die niet (meer) meedoen met het conflict. Het geeft ook beperkingen aan de methodes en manier van oorlog voeren. Het wordt ookwel de ‘Law of War’ (wet van oorlog) of ‘Jus in Bello’ genoemd.

 

Het is goed om te weten dat Humanitair Oorlogsrecht niet kijkt of de rede van oorlog rechtvaardig is of niet. Of staten (landen) oorlog mogen voeren is bepaald door ‘Jus ad Bellum’.  De rede waarom of de legaliteit is dus niet van belang voor het Oorlogsrecht. Maar zodra een oorlog officieel is begonnen zijn de wetten wel van toepassing voor iedereen die deel is van het conflict.