Het waddengebied is een uniek natuurgebied. Het loopt helemaal van van Den Helder in Nederland tot aan het schiereiland Skallingen in Denemarken, en is daarmee bijna net zo groot als Zuid-Holland (ca. 310.000 hectare).
In het gebied liggen zo'n 50 eilanden en grote zandplaten, maar dit maakt het nog niet tot Werelderfgoed. Die status dankt het gebied aan zijn unieke flora (planten) en fauna (dieren) als gevolg van het continue droogvallen en onderwaterlopen van grote delen.
Echter niet alle planten en dieren leven op dezelfde plekken in het gebied. De paardenbloemen groeien bijvoorbeeld niet in de zee en de zeehonden leven niet in het bos. Maar waarom is dat eigenlijk zo?
Dat komt simpelgezegd omdat ze een beetje op Goudlokje lijken. De dieren en planten leven nu eenmaal graag op plekken waar de omstandigheden precies goed zijn voor hun: niet te warm, niet te koud, niet te nat, niet te droog, etc.
Zo'n geschikte leefomgeving noemen we een biotoop. Een zeester leeft dus niet in het biotoop grasland, maar in het biotoop zee, omdat in graslanden niet de juiste invloeden hebben.
In ieder biotoop zijn er van die specifieke invloeden, zoals de hoeveelheid zonlicht, de temperatuur of de hoeveelheid water. Als ze niet levend zijn, noemen we ze abiotische invloeden, en als ze levend zijn, biotische invloeden.
Opdracht 1 a) Op de Wadden komen verschillende biotopen voor. Maak een tekening met minimaal 4 van deze biotopen. b) Teken in ieder van je biotopen ook een dier dat je daar typisch vindt. c) Schrijf bij je dieren 3 biotische en 3 abiotische invloeden die invloed hebben op dat dier.
Een biotoop is best groot. Groot genoeg voor meerdere soorten om erin te leven.
Echter, net zoals niet iedere soort hetzelfde biotoop fijn vindt om in te leven, vindt niet iedere soort hetzelfde plekje binnen het biotoop fijn om in te leven. De plek in het biotoop dat een soort graag in leeft, noemen we een habitat. Daar zijn de invloeden het gunstigst voor die soort.
Opdracht 2 a) Beschrijf in je eigen woorden wat het verschil is tussen een biotoop en een habitat. b) Meerkeuzevraag: kies de juiste letter-> Soms willen soorten in hetzelfde habitat leven en hetzelfde voedsel eten. Hoe noemen we die soorten in dat geval? A Soortgenoten. B Concurrenten. C Natuurlijke vijanden. D Er is geen speciaal begrip voor. c) Dit hoeft niet altijd slecht te zijn: soms kunnen ze toch samen leven in hetzelfde habitat. Zo kunnen een specht, een koolmees en een boomkruiper allemaal in dezelfde boom leven. Leg uit hoe zij hetzelfde eten (insecten) en hetzelfde 'huis' kunnen hebben en toch zonder problemen samen kunnen leven.
Bij natuurontwikkeling worden maatregelen genomen om de biodiversiteit te vergroten.
Opdracht 3 a) Beschrijf in je eigen woorden wat biodiversiteit is. b) Bij natuurontwikkeling proberen ze vaak meer habitats te maken. Leg uit waarom meer habitats kunnen leiden tot een grotere biodiversiteit. c) Leg uit wat een maatregel zou kunnen zijn om meer habitats te creëren in een door-jou-gekozen natuurgebied? Lees de tekst hieronder. Deze heb je nodig bij vraag 3d t/m 3i. d) Wordt de biodiversiteit in gebieden waar honden worden uitgelaten groter of kleiner? Licht je antwoord toe met een citaat uit de tekst. e) Stikstof maakt de grond voedingsrijk. Leg uit waardoor sommige plantensoorten verdwijnen als de grond rijker wordt aan stikstof (tip: bekijk de uitleg boven de opdrachten 1 en 2 nog eens). f) De bijen, etc. kunnen niet de stikstof uit de grond opnemen, zoals planten dat kunnen. Leg uit waarom zij toch ook verdwijnen als de grond stikstofrijk wordt. g) Op de Wadden zijn er vele gebieden waar je je hond kan uitlaten. Waarom zou dat een probleem kunnen zijn voor de biodiversiteit daar? h) Waarom zorgen de dieren die op de Wadden leven niet voor extra stikstof op de Wadden? i) Aangezien vele baasjes niet (altijd) de poep van hun hond opruimen, moeten er andere maatregelen worden genomen om de biodiversiteit te beschermen op de Wadden tegen de hondenpoep. Wat zou een maatregel kunnen zijn? Tekst bij opdracht 3 Die opruimplicht voor hondenpoep geldt in de bebouwde kom overal. Niet alleen op de stoep, maar óók in openbaar groen. Veel hondenbezitters zijn zich daar niet van bewust of houden zich er niet aan, waardoor jaarlijks grote hoeveelheden hondenpoep verdwijnen in groenstroken. Dat is niet zonder gevolgen, bleek deze week uit een studie van Universiteit Gent. Natuurgebieden staan al onder druk door stikstofvervuiling uit verkeer en veehouderij. Waar veel honden worden uitgelaten, stapelt die stikstof zich nog sneller op. Bloeiende kruiden verdwijnen en daarmee ook bijen, vlinders en veel vogels. Joop Spijker van Wageningen University & Research zegt dat al wel langer uit onderzoek bekend is dat hondenpoep problematisch is. "Bijvoorbeeld op de hei tussen Hilversum en Naarden zie je overal langs de paden de effecten van de vele honden die er worden uitgelaten." Bron tekst: https://www.nu.nl/klimaat/6182993/hondenpoep-in-woonwijken-gaat-ten-koste-van-wilde-bloemen-en-bijen.html?redirect=1 (Rolf Schuttenhelm, 2022; geraadpleegd op 21/2/2022).
Er zijn veel verschillen tussen planten en dieren, waaronder de manier waarop we onszelf van voedsel voorzien.
Opdracht 4 Lees de onderstaande tekst. Deze heb je nodig bij de vragen 4a en 4b. a) Waar is de vrouw uit de tekst waarschijnlijk aan overleden? b) Meerkeuzevraag: kies de juiste letter-> Een potplant zou deze "lichtvoeding" waarschijnlijk wel hebben overleefd. Waarom (tip: google de begrippen die je niet kent)? A Planten kunnen zich ongeslachtelijk voortplanten en dieren niet. B Planten kunnen voedingsstoffen verbranden en dieren niet. C Planten kunnen fotosynthetiseren en dieren niet. D Het goede antwoord staat er niet tussen, dat zou namelijk ... moeten zijn (vul de '...' in als je dit antwoord kiest) c) Beschrijf kort in je eigen woorden wat er gebeurt bij het proces dat je hebt gekozen bij vraag 4b. d) Dieren krijgen hun voedingsstoffen van andere organismes (levende wezens). Er zijn planteneters, vleeseters en alleseters, welke allemaal verschillende soorten organismes opeten. Maak de zinnen hieronder af. I: Planteneters eten ... II: Vleeseters eten ... III: Alleseters eten ... en ... e) Noem 2 voorbeelden van een dier dat op de Wadden leeft voor zowel I, II als III uit vraag 4d. Tekst bij vraag 4 Het OM heeft besloten twee vrouwen en een man uit Utrecht niet te vervolgen voor betrokkenheid bij het overlijden van hun huisgenoot. Het kwartet vormde een spirituele woongroep. De leden zijn zogenoemde ademhalisten, die voornamelijk leven van licht, of "lichtvoeding" zoals de groep het omschrijft op de eigen website: "We hebben het gevoel dat we hierdoor beter muziek kunnen maken en zuiverder kunnen zingen." De vier woonden sinds 2006 met elkaar in een huis. In mei 2014 besloten ze "verder te gaan met eten loslaten". Sindsdien leeft de groep voornamelijk op kruidenthee en zelfgemaakte sappen. Tekst bewerkt van: https://nos.nl/artikel/2255357-spirituele-woongroep-niet-vervolgd-voor-overlijden-vrouw (NOS, 2018; geraadpleegd op 21/2/2022).
Voor ons dieren bestaat het leven dus uit eten en gegeten worden. Biologen vinden dat natuurlijk superinteressant en hebben besloten om dat vast te leggen. Drie van deze manieren zijn:
Opdracht 5 (LET OP: soms hebben MAVO en HAVO/VWO andere vragen; maak alleen de vragen die bij jouw ambitieniveau horen) a) MAVO: Geef een korte beschrijving van een voedselketen en een voedselweb (is er een vast start-/eindpunt, etc). HAVO/VWO: Leg uit wat het verschil is tussen een voedselketen en een voedselweb. b) Maak een stopmotion of een filmpje van een voedselketen met planten en dieren die je vindt op de Wadden (minimaal 4 organismen). c) Boeren moeten extra voedingsstoffen ((kunst)mest) op hun land strooien om genoeg eten te blijven produceren. Leg uit waarom natuurgebieden dat niet hoeven te doen. Gebruik het woord 'voedselkringloop' in je antwoord. d) Teken een voedselweb voor de Wadden (gebruik minstens 6 soorten organismen). Zoals in vraag 3 is genoemd, komen er onder andere door de poep van huisdieren (honden die worden uitgelaten, katten die buiten lopen, etc.) extra voedingsstoffen in natuurgebieden terecht. e) HAVO/VWO: Teken een voedselkringloop. Gebruik de woorden: 'bodem', 'vleeseter', 'planteneter' en 'planten'. Tip: er moeten 6 pijlen worden getekend. f) HAVO/VWO: Teken een extra pijl in je kringloop die de extra voedingsstoffen uit de poep voorstellen (tip: bekijk de rode pijlen eens in de afbeelding hieronder voor inspiratie). g) HAVO/VWO: Teken nog een extra pijl in je kringloop die jouw maatregel uit vraag 3i voorstelt (tip: bekijk de rode pijlen eens in de afbeelding hieronder voor inspiratie).
Bekijk het filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=qZt2R751vFc
Opdracht 6 a) Vul het verhaal hieronder in. Kies uit de woorden (let op: er blijven er een paar over): hoger, lager, eb, vloed, aarde, abiotische invloeden, biotische invloeden, meer, minder, sedimenten, aantrekkingskracht, twee. De draaiing van de ...(1)..., en de ...(2)... van de maan en de zon zorgen dat het ...(3)... keer per dag eb en ...(4)... is. Door deze getijdenbeweging ziet het Waddengebied er steeds weer anders uit, omdat zand en andere ...(5)... worden aan- en afgevoerd. Daarnaast heeft het ook invloed op andere ...(6).... Zo is de temperatuur van het getijdengebied ...(7) en zijn er ...(8)... voedingstoffen te vinden bij laagwater dan bij hoogwater. b) De meeste planten kunnen niet zo goed tegen zout, omdat het vocht onttrekt (jij krijgt ook dorst van veel zout eten). Sommige planten zijn zouttolerant (ze kunnen goed tegen een bepaalde abiotische invloed, in dit geval 'zout'). Noem een voorbeeld van een zouttolerante plant op de Wadden en waarom deze zouttolerant is. c) Op het Wad is er geen beschutting tegen dingen als de zon, wind of roofdieren, zoals bosdieren dat wel hebben. Waar leven de meeste dieren op het Wad dus?