Kijk welk wasgoed er in de wasmand ligt. Misschien is het al gesorteerd op kleur, maar sommige mensen doen alle wasgoed in één mand.
Er mag geen nat wasgoed tussen liggen. Als dat wel zo is, geef je de cliënt daar advies over. Nat wasgoed kan vlekken (schimmelvorming) veroorzaken in droog wasgoed. Hang natte was zoals washandjes, handdoeken, theedoeken en werkdoekjes altijd eerst uit om te laten drogen.
Controleer de was. Zijn de zakken van de broeken en vesten leeg? Zitten er geen rare voorwerpen in de was? Een broekzak met bijvoorbeeld mundgeld of sleutel kan de was beschadigen of schade veroorzaken aan de wasmachine.
Het nakijken van de zakken is ook een taak die je de cliënt zelf kunt laten uitvoeren. Kijk ook of er mouwen of broekspijpen zijn opgerold. Die moet je eerst ‘ontrollen’ en dan pas het kledingstuk in de wasmachine doen. Spijkerbroeken keer je binnenstebuiten om streepvorming te voorkomen. Ook kledingstukken met een opdruk keer je binnenstebuiten. Dit voorkomt dat de opdruk lelijk wordt of verdwijnt. Sluit alle ritssluitingen, knopen en touwtjes. Dit voorkomt schade aan de wasmachine en het overige wasgoed. Als de was erg vuil is, moet je het eerst voorbehandelen.