Woorden als in, op, onder, van, uit, tijdens, aan, om en door noemen we voorzetsels. Een voorzetsel geeft vaak plaats, tijd of reden/oorzaak aan. Voorbeelden:
op de stoel
tussen de twee tafels
na de wedstrijd
tijdens de les
vanwege de regen
door dat ongeluk
Het komt ook wel is voor dat voorzetsels gebruikt worden zonder een lidwoord. Kijk maar: