Samenvatting

Een lidwoord staat nooit alleen in een zin. Bij een lidwoord hoort namelijk altijd een zelfstandige naamwoord. Je kunt voor zelfstandige naamwoorden dus altijd een lidwoord plaatsen. Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor zaken als mensen, dieren en dingen, maar ook zaken als gevoelens, plaatsen, eigenschappen en gebeurtenissen. Ook namen zijn zelfstandige naamwoorden.

De meeste zelfstandige naamwoorden kun je in het meervoud zetten (stoel-stoelen), er een verkleinwoord van maken (stoel-stoeltje), of die/dat ervoor zetten. Die gebruik je bij de-woorden en dat bij het-woorden. Voorbeeld:

Ook namen van mensen, dieren, merken, landen en rivieren zijn zelfstandige naamwoorden. Let er wel op dat je die altijd met een hoofdletter schrijft! Voorbeeld:

De meeste zelfstandige naamwoorden kun je combineren met een bijvoeglijk naamwoord. Voorbeeld:

Kasteel is het zelfstandige naamwoord, omdat je er het voor kunt zetten. Mooie zegt iets over het zelfstandig naamwoord en is daarom een bijvoeglijk naamwoord.

Moeder is het zelfstandige naamwoord, omdat je er de voor kunt zetten. Lieve zegt iets over de moeder en is daarom een bijvoeglijk naamwoord.