Wat hebben oma, anna en nivea met elkaar te maken?
Bekijk de interactieve thinglink, en lees over de verschillende gesprekstechnieken.
In de volgende situaties komt een student/ stagiaire bij je met een probleem.
- Beschrijf welke vragen jij als werkbegeleider in deze situatie gaat stellen.
- Oefen in drietallen het vragen stellen, gebruik LSD
- Bespreek de oefening na met gebruik van het afkortingenschema. ( zie onder)
- Wissel de rollen
Situatie 1:
Student/stagiaire: “Ik geloof dat ik maar beter met de opleiding kan stoppen”
Situatie 2:
Student/stagiaire:” Ik snap niet waarom we dit allemaal moeten leren. Wat heb je daar nou aan?”
Situatie 3:
Student/stagiaire: “Ik kan de leidinggevende niet uitstaan! Zij mij trouwens ook niet. Het is wederzijds”.
Situatie 4:
Student/stagiaire: “Ik wil je iets vertellen, maar weet niet goed hoe ik moet beginnen
Leer de termen van werkbegeleiding
Leer de termen van werkbegeleiding door de kaarten om te draaien en oefen hiermee de termen.
quiz feedback geven
Maak de oefentoets en test je kennis