De fuut is een algemene watervogel in Nederland. Je kunt de vogel op allerlei soorten wateren aantreffen waar voldoende vis aanwezig is; in de stad, in duinmeertjes, in moerassen, maar ook op grote meren en rivieren.
De fuut staat het meest bekend om de schitterende baltsrituelen. Die kun je al bij het aanbreken van de lente zien.
Futen zien er in de winter en zomer heel verschillend uit. Het contrast tussen het vaalbruine, witte winterkleed en prachtig gekleurde zomerkleed is zo groot, dat je ze makkelijk voor verschillende soorten zou kunnen houden. De jongen zijn karakteristiek zwart-wit gestreept, net of ze een pyjamaatje aanhebben.
Futen hebben een lang broedseizoen, maar de meeste broedsels zie je in mei en juni.
Ze leggen gemiddeld 3 tot 4 eieren. Het nest, bijna altijd op het water, is vaak goed verborgen in het riet. De jongen verlaten het nest al snel en worden op de rug van de oudervogels warm gehouden en beschermd tegen rovers. Ze worden ruim tien weken gevoerd.
In de broedtijd kun je hun luide, rauwe territoriumroep ("ròòòhhh…") horen. De jongen piepen hoog en aanhoudend om eten.
De fuut eet hoofdzakelijk vis. Ze vangen die duikend op een diepte van 2 tot 4 meter.
Futen zijn buiten de broedtijd ook te zien in kustwateren, zoals de Waddenzee. Daar kun je ze in de nazomer, tijdens de rui, in grote groepen aantreffen. In de winter zie je ook duizenden futen op de Noordzee. De fuut kan dus zowel in zoet als zout water leven.
Luister naar het geluid van de fuut en lees meer