Paardenbloem

 

De paardenbloem is een soort uit de Composietenfamilie. In deze familie zijn de bloemen heel klein en staan ze dicht bij elkaar in één bloemhoofdje. Het lijkt dus alsof de paardenbloem één bloem is, maar hij bestaat uit heel veel bloempjes. Ieder geel 'lintje' is een aparte bloem, een lintbloem.

Ieder pluisje van een uitgebloeide paardenbloem is een vruchtje van zo'n lintbloem. De kale bloembodem die overblijft lijkt op een kussentje, en aan de gaatjes kun je zien hoeveel lintbloemetjes erop hebben gestaan.

Paardenbloemen zijn eetbaar. De jonge blaadjes worden verkocht als molsla. Molsla wordt ook gekweekt. Dit gebeurt door de jonge bladscheutjes, die in het voorjaar uit uitgroeien, bedekt te houden. Zo ontstaat er geen, of weinig, bladgroen. Vroeger werd in molshopen naar deze 'gebleekte' paardenbloembladeren gezocht, vandaar de naam molsla.

De paardenbloem is een waardplant voor diverse insecten en bijen. Vlinders en  nachtvlinders met mooie namen als huismoeder, grasbeertje, roomvlek, gekraagde grasuil en spinneruil leggen er hun eitjes op.  De rupsen van deze vlinders doen zich te goed aan de bladeren.

Ook andere insecten, zoals kevers en wespen, leggen eitjes in de bloem, blad, stengel of wortel. Er kunnen gallen ontstaan en de larven gebruiken de plant als voedsel.

Op paardenbloemen kunnen verschillende roestzwammen voorkomen. Schimmels kunnen de bladeren vervormen, vlekjes en zwellingen geven en de groei belemmeren.

De paardenbloem is in het noorden bekend als hondenbloem of hondstong. In andere delen van het land wordt hij ook wel pisbloem of beddenpisser genoemd. Dit slaat op het kennelijk urine-afdrijvend effect van de plant wanneer de bladeren gegeten worden.

Klik hier voor een determinatievideo