Wilgen komen veel voor langs sloten en plassen. Wilgen houden namelijk over het algemeen van een vochtige bodem en groeien zeer snel. Daarom zijn ze ook te vinden aan de Hoornsedijk.
Wilgen worden vaak geknot en hebben zo een bijzondere ecologische waarde. Er leven heel veel planten en dieren in, op en aan knotwilgen.
Doordat een knotwilg is afgezaagd, begint het zichtbare dode kernhout langzaam te rotten. Dit is geen probleem voor de knotwilg. Wel kunnen hierin, door de wind of vogels zaadjes terechtkomen en daardoor zie je soms andere planten in een knotwilg groeien.
Wilgen in bloei
Vroeg in het voorjaar, als alles nog kaal is, lopen wilgenkatjes al uit. Die katjes bieden insecten zowel stuifmeel als honing. Daarom horen bloeiende wilgen tot de eerste plekken waar zoemende bijen en hommels te vinden zijn. Wilgen zijn tweehuizig. Dat wil zeggen dat mannelijke en vrouwelijke katjes zich aan verschillende bomen bevinden. De mannelijke katjes worden helder geel door veel meeldraden. Na de bloei verdorren deze katjes.
De vrouwelijke katjes worden veelal grijsgroen door de vele stampers. Na de bloei groeien deze katjes in een maand of twee uit tot borstelige “worstjes”. Deze splijten open en er komt pluis tevoorschijn met onderaan een klein zaadje. Op zonnige junidagen kan de lucht vol hangen met wegzwevende wilgenpluis: “zomersneeuw”.
Ziekte de Wilgenhoutrups
De wilgenhoutrups leeft in en van wilgenhout. Je ziet dan flinke gaten van 1 a 2 cm groot onder aan de stam. Door het vreten van een uitgebreid gangenstelsel worden de takken en stam van de wilg ernstig verzwakt. De rupsen kunnen wel 10 cm lang en 1 cm dik worden.