De eik is een van de oudste bomen op aarde. In Nederland komt de zomereik het meeste voor. De eik hoort bij de napjesdragerfamilie (de vrouwelijke bloemen krijgen een houtig omhulsel, het napje). Hij groeit graag op vochtige, voedselrijke grond, is lichtminnend en kan wel 40 meter en 500 jaar worden. De stam vertakt zich vrij laag in zware takken. Hij heeft een penwortel (trekt bliksem aan) en wortelt ondiep op plekken met een hoge grondwaterstand. Daardoor kan hij makkelijk door de wind worden ontworteld. De ontstane kluiten en gaten zijn een goede plaats voor bosplanten en varens. Ook het oude hout is een plek voor zwammen en schimmels.
Hij wordt wel de Koning van de bomen genoemd; knoestig, krachtig, ruwe schors, grillige vorm. De beuk wordt wel de Koningin genoemd met haar gladde bast en sierlijke vorm en vormt een brede boomkroon, waaronder het schaduwrijk is. Vanwege lichtconcurrentie overleeft een eik het niet naast een beuk. Een eikel kan onder het bladerdak van een beuk niet uitgroeien. Voor zijn voortbestaan helpen dieren als gaai en eekhoorn, die eikels verplaatsen. Ze begraven wintervoorraden eikels. Deze voorraad is de ideale plaats voor eikels om te ontkiemen. Jonge eiken gedijen goed met stikstofvreters, zoals brandnetels en braamstruiken in de buurt. De eik zit vol zuren en zijn daarom goed bestand tegen schimmels en bacteriën.
De eik in bloei
De zomereik heeft mannelijke en vrouwelijke bloei aan één boom, heeft gelobde bladeren, de eikels langgesteeld in paren. Hij loopt in mei uit, met mannelijke geelgroene hangende katjes en vrouwelijke bolvormige bruine bloeiwijzen, 2 tot 5 bijeen aan takuiteinden op lange stelen.
In een mastjaar dragen bomen en planten veel meer vruchten dan gemiddeld. Dit komt eens in de vier jaar (laatste in 2015) ook bij eiken voor.
Ziekten
De eik kent een rijk insectenleven. Er zijn wel 40 soorten insecten die gallen veroorzaken. Een plantengal is een woekering van een plant, die ontstaat door de eitjes van een galwesp, galmug, gewone vijgenwesp, vlieg, bladluis of galmijt. Elke gal heeft een specifieke vorm en dient als behuizing en voedsel voor de larve. De eikengalwesp legt op de onderkant van eikenbladeren haar eitjes. De eik kapselt deze in tot 3 cm grote gele tot rode galappels. De bastaardsatijnvlinder legt in augustus haar eitjes op het blad boven in de boom. De larven eten enkele weken van het groen en maken dan een gemeenschappelijk nest van spindraden in de takken. Hierin overwinteren de larven. Als de eik weer blad krijgt, vreten zij zich vol totdat ze volgroeid zijn. Dit kan een behoorlijke aanslag betekenen op de boom. Hij overleeft dit door in juli alle slapende knoppen te laten uitkomen.
Het vliegend hert, een grote kever, legt graag haar eitjes in dode eiken. Sinds deze weer in het bos blijven liggen is de stand van deze kever weer gegroeid.
Truffels en cantharellen leven in symbiose met het wortelstelsel van de eik. Ze geven elkaar essentiële voedingsstoffen en mineralen. Eikenhout wordt voor verschillende doeleinden gebruikt. Het is sterk en hard, maar toch redelijk makkelijk te bewerken.
Klik hier voor de determininatievideo van de eik