Wat is voedingsproblematiek?
Je hebt verschillende factoren die het voedingspatroon van een mens kan beïnvloeden. Als de inname van voedsel niet goed is, kan dit tot problemen leiden. Denk hierbij aan ondervoeding, overgewicht en maag en darmklachten.
Als je in de maatschappelijke zorg gaat werken, moet je goed opletten op de voedselinname van je cliënten. Bij eventuele problemen is het jouw taak deze te signaleren en hier wat mee te doen. Dit kan door in gesprek te gaan met je client of hun wettelijke vertegenwoordiger. Bespreek altijd de problemen en kijk wat je aan de problemen kunt doen.
Voedingsproblemen bij baby’s
Als een baby niet lekker in zijn vel zit, kan hij veel gaan huilen maar gaat ook slechter eten. Een baby die bijvoorbeeld griep heeft eet tijdelijk slechter.
Sommige baby’s spugen na de voedingen meer dan gebruikelijk. Het is niet altijd duidelijk waarom de ene baby dit meer doet dan de andere. Het kan komen doordat een baby teveel melk binnen krijgt of doordat hij erg veel beweegt. Maar ook kan een baby allergisch zijn voor stoffen die in de melk zitten. Het vele spugen kan verder ook komen doordat het maagklepje van de baby nog niet helemaal goed sluit.
Dit noem je een reflux. Meestal is dit niet ernstig, omdat het klepje steeds beter sluit naarmate de baby ouder wordt.
Baby's kunnen ook naast het spugen ook darmkrampjes krijgen. Dit is vaak het gevolg van te veel lucht in de darmen. Bij baby's die met de borst gevoed worden kan dit gebeuren doordat ze hun mond niet goed om de tepel hebben. Bij flesvoeding, kan een speciale fles ervoor zorgen dat er tijdens het drinken geen lucht in kan komen.
Eetproblemen bij peuters
Soms kom je een peuter tegen die niet wil eten of drinken, of juist alleen lekkere en ongezonde dingen wil. Peuters zijn heel uitgesproken in wat ze wel en niet lekker vinden. Wat ze niet lekker vinden, weigeren ze te eten. Bovendien kan het voorkomen dat een kind de ene dag iets wel eet en lekker vindt, maar dit de volgende dag vies vindt en weigert te eten.
Het niet willen eten of alleen de dingen willen eten die hij lekker vindt, kan ook andere oorzaken hebben. Sommige kinderen zijn bang voor nieuw eten en soms heeft dat lichamelijke oorzaken. Denk aan voedselallergieën, zoals glutenallergie. Als een kind om wat voor reden te weinig eet, kan dit een probleem worden. Zo kan een kind ondervoed raken of kunnen kinderen juist overgewicht krijgen door teveel ongezond eten.
Ouderen die slecht eten.
Als je als medewerker maatschappelijke zorg aan de slag gaat in de ouderzorg, kun je te maken krijgen met ouderen die slecht eten. Ouderen gaan slechter eten omdat ze minder honger en dorst hebben. De honger- en dorstprikkels nemen af naarmate men ouder wordt. Dit is een natuurlijke verschijnsel, elke ouder krijgt ermee te maken. Ondervoeding kan hiervan een gevolg zijn.
Ondervoeding komt dus bij veel ouderen voor. Dit komt niet alleen door de afnamen van honger en dorstprikkels, maar ook omdat ze vaak lichamelijke klachten hebben, zoals gebitsproblemen, problemen bij het slikken of een verminderd smaak- en reuk vermogen. Verder speelt eenzaamheid en depressie een belangrijke rol in het ontstaan van een slechte eetlust.
De invloed van medicijnen op de voedselinname.
Mensen in de maatschappelijke zorg hebben vaak te maken met medicijnen. Zo gebruiken mensen met een verstandelijke beperking bijvoorbeeld anti-epileptica, laxeermiddelen, maagzuurremmers, spierverslappers en geneesmiddelen die het gedrag beïnvloeden.
Mensen met een psychische beperking kunnen antidepressiva, kalmeringsmiddelen en etc gebruiken. Ouderen slikken vaker dan jongeren verschillende medicijnen tegen allerlei lichamelijke aandoeningen. Al deze medicijnen hebben vaak de vervelende bijwerking dat ze de eetlust beïnvloeden. De een kan er eetbuien van krijgen, de ander een verminderde eetlust.
Eetproblemem bij mensen met motorische en neurologische stoornissen.
In de gehandicaptenzorg zie je vaak mensen die problemen hebben met de inname van voeding. De oorzaak is vaak de beperking zelf, denk hierbij aan een motorische of neurologische aandoening zoals spasme of verlamming. De voedselinname van deze mensen vermindert door kauw- en slikproblemen. Vaak werkt de darmperistaltiek niet goed (de darmwand knijpt hierdoor niet goed samen), waardoor het voedsel niet goed vooruitkomt. Hierdoor kunnen voedingstoffen minder goed opgenomen worden in het bloed. De cliënt kan last krijgen van obstiptie.
Eetproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking.
Het gedrag van mensen met een beperking speelt ook een belangrijke rol bij de inname van voeding. Het kan gebeuren dat ze bepaalde gerechten weigeren. De reden is vaak dat ze een afkeer hebben van een bepaald ingrediënt of dat een gerecht een onplezierige prikkeling in de mond geeft.
Ook kan het voorkomen dat ze juist een voorkeur hebben voor een bepaald voedingsmiddel, dat ze altijd willen eten. Het is soms een zoektocht, waarbij je met hulp van een diëtist blijft proberen en gevarieerd eetpatroon aanbiedt. Tenslotte hebben mensen met een beperking vaak hulp nodig bij de inname van voeding.