Onderste luchtwegen
Na het strottenhoofd komt de luchtpijp (trachea).
Hier wordt de lucht verder gereinigd en naar beneden geleid, richting de bronchusboom.
Je hebt 2 longen dus er zal een verdeling moeten komen in de bronchusboom, deze verdeling komt na ongeveer 12 cm luchtpijp. Dan ontstaat er een rechter en linker hoofdbronchus. Allebei de hoofd bronchiën vertakken zich naar kleinere bronchus waar uiteindelijk de kleinste vertakking zich bevindt. Dat noem je een bronchiole.
Dit is het laatste gedeelte van de luchtwegen want aan de bronchiole hangt de longtrechter met een bosje longblaasjes (alveoli) vast.
De alveoli zijn superklein en om de alveoli heen lopen allemaal kleine bloedvaten ook wel capillairen genoemd. Je hebt miljoenen alveoli in je longen, als je ze allemaal zou uitsmeren over de grond dat heb je bijna 100 m2 bedekt. Dat is vergelijkbaar met een half tennisveld.
Dat is bijna niet te bevatten maar dan snap je wel hoe klein ze zijn en hoeveel je er hebt.
In de alveoli vindt de gaswisseling plaats, dat wil niks anders zeggen dan dat de zuurstof die je inademt wordt afgegeven aan het bloed in de bloedvaatjes die langs de alveoli “loopt”. En dat de afvalstof van het bloed richting de alveoli gaat zodat deze met de uitademing naar buiten zal gaan. Deze afvalstof noem je koolstofdioxide en de formule is Co2.
Nu maak ik samen met jou de tweede uitstap naar de praktijk. Als ik nu schrijf dat een normale inademing ongeveer 500 ml lucht bevat dan moet je onthouden dat dit een ademteug is in rust en zonder dat dit veel moeite kost.
De ruimte in de longen waar geen gaswisseling plaats kan vinden noem je anatomische dode ruimte.
Hier kan geen o2 en Co2 uitgewisseld worden. Dit is ongeveer 150 ml en omvat de gehele luchtwegen tot aan de alveoli.
Je houdt dus ongeveer 350 ml lucht over wat mee kan doen aan de gaswisseling. Dat is voldoende voor een mens in rust.
Als je een patiënt aan het verzorgen bent die net geopereerd is en daardoor weinig conditie heeft dan kan de ademhaling van die patiënt heel snel zijn.
Hoe sneller de ademhaling hoe minder ml lucht diegene kan inademen.
Dus dan snap je nu misschien ook waarom die patiënt zich benauwd kan gaan voelen als deze snelle ademhaling te lang duurt.
Want dan is de ademteug niet 500 ml maar bijvoorbeeld 300 ml.
300 ml minus 150 ml, dan blijft er maar 150 ml over wat meedoet aan de gaswisseling. Dat is minder lucht en dus minder o2.
Om deze reden is het dus belangrijk om ook naar de patiënt te kijken en te tellen wat de ademhalingsfrequentie is per minuut. 12 -15 ademteugen per minuut is normaal voor een volwassen persoon in rust.
Opdracht:
Ga eens bij jezelf tellen wat jouw normale ademritme is in rust en ga dit eens vergelijken met het ademritme als je 5 minuten lang op en neer springt. Als je de dingen die je leert probeert om te zetten in dagelijkse kennis door het toe te passen bij jezelf ga je sneller begrijpen hoe het lichaam werkt.
Je gaat namelijk sneller ademen omdat je energie verbruikt met op en neer springen en je lichaam heeft dan meer o2 nodig en die krijg je alleen maar als je meer o2 inademt, in de lucht zit altijd 21 % dus de zuurstof in de lucht heb je geen invloed op. Je hebt wel invloed op hoeveel lucht je inademt. Je moet dan niet alleen je ademritme verhogen maar je moet ervoor zorgen dat jouw teugen even groot blijven.
Dit is iets wat een gezond iemand wel kan maar wat een zieke patiënt niet kan. Een ziek iemand verhoogd wel het ritme maar heeft niet de kracht om dezelfde milliliters in te ademen.
Iemand raakt dan buiten adem en dat is de simpele verwoording voor dyspnoe of te wel benauwdheid.
De longen en het mediastinum
De rechterlong en de linkerlong liggen aan weerszijden van het hart in de borstholte.
Het hart ligt in het middengebied van de borstholte, dit wordt ook mediastinum genoemd.
In het mediastinum liggen naast het hart nog meer belangrijke onderdelen van het lichaam.
Waaronder de aorta, de bovenste en onderste holle ader (vena cava superior en inferior) en de slokdarm. De borstwervels, de ribben en het borstbeen (sternum) beschermen zowel het hart als de longen.
Omdat het hart tussen de longen in ligt heeft de linkerlong maar 2 longkwabben (longlobi) en de rechterlong heeft er 3.
Denkend aan de kleine bloedsomloop is het heel normaal dat het hart tussen de longen in ligt.
Want samen zorgen ze ervoor dat het hele lichaam van zuurstof wordt voorzien. Het zou superonhandig zijn als het hart zich onder in de buik zou bevinden, dan heb je een veel te grote kleine bloedsomloop nodig.
Borstvlies en pleuraholte
De longen worden bekleed door een longvlies (pleura pulmonalis).
Dan heb je een dun laagje vocht wat wordt afgedekt met het borstvlies (pleura parietalis), deze 2 bladen noem je de pleurabladen.
De ruimte tussen 2 bladen noem je de pleuraholte, deze heeft een aanzuigende werking voor de long.
Dat betekent dat de long hierdoor altijd de bewegingen van de borstkas en middenrif volgt.
Hieronder is een schematische weergave van de luchtwegen. Als je er op klikt wordt het plaatje groter afgebeeld.