Bekijk dit korte filmpje over adjectives die hieronder is weergeven. Lees daarna de extra uitleg onder het filmpje.
Herhaling adjectives https://www.youtube.com/watch?v=LiYxv0vudmc
Recap: (herhaling)
Een adjective word in het Nederlands een bijvoegelijk naamwoord genoemd. Dit verteld iets over de noun in een zin. (noun = zelfstandig naamwoord) Dit is een functie die wat verteld over het zelfstandig naamwoord. Voorbeelden hiervan kunnen zijn: Goed, slecht, beter, hard, mooi, langzaam, snel.
Een adjective kan op 2 plekken staan:
- Voor een noun:
A fast car
A nice girl
A big smile
- Of achter een linking verb:
They are fast
She seems nice
I look pretty
Example sentences: (voorbeeldzinnen)
1. I want to visit the new museum.
- new dat zegt iets over het museum. Er word door het woordje new nieuwe informatie gegeven over de museum. (Dat het nieuw is) In deze zin is geen linking verb te zien, dus de adjective (old) staat voor een noun (museum)
2. Julia looks beautiful today.
- beautiful zegt iets over Julia. Het geeft extra informatie, namelijk dat Julia er mooi uit ziet. Hier staat wél een linking verb (looks) dus de adjective (beautiful) staat niet voor Julia (de noun) maar achter de linking verb (looks).
3. Tim is fast with his new running shoes.
- In deze zin staan 2 adjectives. Fast zegt iets over Tim, maar new zegt ook iets over de running shoes. Allebei de adjectives geven meer informatie over een noun (Tim en running shoes), ze vertellen dat Tim snel is, en dat zijn hardloopschoenen nieuw zijn. We zien ook de linking verb 'are' staan (van 'to be'). Fast staat daarom achter de linking verb, terwijl new voor running shoes (noun) staat.