In dit onderdeel van het examen beschrijven jullie om de beurt je meegebrachte foto's/afbeeldingen. Dit stukje kun je dus goed voorbereiden. Zorg ervoor dat je bij elke foto/afbeelding de volgende dingen in het Engels kunt verwoorden:
Wat is er te zien / gebeurt er op deze foto/afbeelding?
Waarom heb je deze foto/afbeelding uitgekozen?
De docent kan je vragen stellen over je foto's/afbeeldingen of over dingen die daarmee te maken hebben.
Hieronder een aantal voorbeelden:
jij neemt een vakantiefoto mee en vertelt over je trip naar Mallorca. Je vertelt over dat je graag naar het strand ging en dat je helemaal verbrand terug kwam. Je docent vraagt je nog over met wie je op vakantie was, en of je er lekker kon eten.
jij neemt een afbeelding van een voetballer mee. Je vertelt over dat je helemaal fan bent van Cristiano Ronaldo en dat je hem de beste voetballer ter wereld vindt. Je docent vraagt je nog over of je zelf ook op voetbal zit en over welke club je support.
jij neemt een foto mee van het kerstdiner en vertelt over je familie. Je vertelt over dat jij het voorgerecht gemaakt had. Je docent vraagt je nog of je graag kookt, of je een favoriet familielid hebt, en over wat je lievelingsfeestdag van het jaar is en waarom.