Dieses Thema werdet ihr nicht mehr euren eigenen Spickzettel (spiekbriefje) benutzen, aber dürft ihr nur noch mein Spickzettel zu benutzen. Während (tijdens) dieses Thema wird euch erklärt, wie ihr dieses Spickzettel benutzen könnt.
Das hier ist euer neues Spickzettel: Grammatikkarte
Aufgabe 1 Zusammen: Der Experte erklärt den Akkusativ.
We hebben al sinds vorig schooljaar geleerd, dat ik = ich.
Nou heb je met schrijfopdrachten misschien wel gemerkt, dat je af en toe mij/me wil gebruiken.
Bijv. jij hebt mij geslagen. In het Duits: Du hast mich geschlagen.
Vanaf dit moment is het belangrijk om te kijken of je zinnen kunt ontleden om de juiste vormen te krijgen. Markeer desnoods met dezelfde kleurtjes als in de Spickzettel.
Stap 1: Onderstreep alle werkwoorden in de zin.
Stap 2: Markeer het onderwerp in het groen. (stel de vraag: wie/wat + alle werkwoorden)
Stap 3: Markeer het lijdend voorwerp in het blauw. (stel de vraag: wie/wat + alle werkwoorden + onderwerp)
Het lijdendvoorwerp kun je gemakkelijk herkennen doordat de Nederlandse vorm vaak ook net wat anders is:
Onderwerp NL | Lijdend voorwerp NL | Nominativ De | Akkusativ De |
ik | mij | ich | mich |
jij | jou | du | dich |
hij | hem | er | ihn |
zij | haar | sie | sie |
het | het | es | es |
wij | ons | wir | uns |
jullie | jullie | ihr | euch |
zij | hun | sie | sie |
u | u | Sie | Sie |
Aufgabe 2 allein: Maak onderstaande opdracht, waarin je het lijdendvoorwerp probeert in te vullen.
Aufgabe 3 Zusammen:
We hebben zojuist geleerd hoe de Akkusativ werkt bij de persoonlijke voornaamwoorden. Nu zijn er echter nog meerdere opties om in een zin de Akkusativ aan te geven. Iets wat voor ons op het eerste gezicht doodnormaal lijkt, is in de Duitse taal net iets anders.
Een zelfstandig naamwoord kan in het Duits namelijk ook in een akkusativ vorm staan. Kijk maar naar de volgende zin.
Bijv. Ik heb de jongen geslagen. In het Duits: Ich habe den Junge geschlagen.
Het lidwoord oftwel de der/die/das is in de Duitse zin verandert om aan te geven dat het om een Akkusativ vorm (oftewel lijdend voorwerp) gaat. Ook in je Spickzettel kun je dit bij der/die/das terugzien. Je volgt dus nog steeds onderstaand stappenplan.
Stap 1: Onderstreep alle werkwoorden in de zin.
Stap 2: Markeer het onderwerp in het groen. (stel de vraag: wie/wat + alle werkwoorden)
Stap 3: Markeer het lijdend voorwerp in het blauw. (stel de vraag: wie/wat + alle werkwoorden + onderwerp)
Dit zijn dus de volgende vormen.
M | V | O | MV | |
nominativ | der | die | das | die |
Akkusativ | den | die | das | die |
nominativ | ein | eine | ein | keine |
Akkusativ | einen | eine | ein | keine |
Aufgabe 4 allein: Maak onderstaande opdracht.
Aufgabe 5 allein: Probeer de zinnen in het onderstaande bestand te vertalen. Gebruik de kleuren om aan te geven wat welke vorm is in de zin.
De Expert heeft ook een geprinte versie, mocht je dat prettiger vinden.