Inleiding

Als je een werkstuk, presentatie of een boekverslag maakt, zal je beslist ook gebruik maken van informatie, ideeën en afbeeldingen van allerlei andere mensen. Deze informatie haal je uit boeken, kranten, tijdschriften en websites. Dit zijn allemaal verschillende bronnen. Het is belangrijk dat je bij het gebruiken van deze bronnen opschrijft wat je gebruikt hebt, van wie en waar je het vandaan hebt gehaald. Doe dit vooral tijdens het maken van je werkstuk of presentatie en houd dit goed bij; achteraf zo’n bronnenlijst maken is heel lastig en kost veel tijd. Aan het eind van het (profiel)werkstuk of de presentatie moet je in een overzichtslijst laten zien wat je allemaal gebruikt hebt. Dit heet de bronvermelding, een alfabetische lijst (op achternaam van de auteurs) van al het door jou gebruikte materiaal, zodat de lezer weet welke bronnen je hebt gebruikt en dit ook kan controleren.


De manier van bronnen noteren zoals je dat hier leert, is gebaseerd op APA richtlijnen, de meest gebruikte manier in het hoger onderwijs.

 

Je gaat een aantal bronvermeldingen van verschillende materialen zien. Lees dit zorgvuldig en pas deze informatie letterlijk zo toe in de opdrachten. Let op hoofdlettergebruik en punten. In het hbo en wo wordt het maken van een bronvermelding op dezelfde manier gedaan, dus is dit alvast een goede oefening. Maak de bronvermeldingen in een Word document, sla dit op onder je eigen naam en upload het bestand via de elo naar je docent. Bewaar het zelf ook goed, zodat je het weer kunt gebruiken als je opnieuw een bronvermelding moet maken.