In deze spelkaart verwerk je 3 woorden van de paragrafen Woordenschat (dit mag van alle hoofdstukken zijn – zie bijlage). Deze woorden zet je vetgedrukt in je spelkaart. Kies andere woorden dan de woorden die in het voorbeeld worden genoemd.
Let op: Houd deze volgorde aan!
Zorg dat je spelkaart minimaal 200 woorden bevat!