concentratiebepaling mbv. Titraties

uitzoeken

► Als je een zuur oplost in water geeft het zuur de H+ ionen af en de oplossing wordt zuur (pH < 7). Wanneer je vervolgens een base toevoegt aan de oplossing zullen die 'losse' H+ ionen door de base worden opgenomen en dus 'verdwijnen' uit de oplossing; de oplossing wordt dan steeds minder zuur totdat alle H+ ionen zijn opgenomen door de base en de oplossing neutraal is (pH = 7)

► Andersom gebeurt natuurlijk 'hetzelfde'; een basische oplossing (pH > 7) bevat OH ionen die samen met de H+ ionen van een zuur, H2O (watermoleculen) vormen en op die manier 'geneutraliseerd' worden.

► Op deze manier kan je dus de concentratie van een zuur (of base) bepalen met behulp van een basische (of zure) oplossing waarvan je de concentratie weet. Deze manier van het bepalen van een concentratie noemen we een titratie

In dit blok ga je uitzoeken hoe je met behulp van een titratie de concentratie van een zuur of base kan bepalen.

Als je niet zo goed weet waar je moet beginnen kan je eens kijken in/op:...


opdrachten

► Maak in je document "Zuren & basen" een nieuw hoofdstuk "titraties" aan en maak de volgende vragen & opdrachten

► 1. Met behulp van een titratie kan je dus de molariteit/concentratie van zuur of base bepalen. Er zijn verschillende manieren waarop je zoiets kan uitvoeren en berekenen.

Zoek op en beschrijf hoe je de molariteit van een zuur/base bepaalt met behulp van een ...

 

► 2. Bereken de gevraagde molariteiten/concentraties

⇒ A. Titratie van azijnzuur
Je krijgt 20,00 mL azijnzuur-oplossing. Je titreert het met 19,31 mL 0,1018 M natronloog.
Bereken de molariteit (mol/L) én de concentratie (gr/L) van de azijnzuuroplossing.

⇒ B. Titratie van zwavelzuur
Je krijgt 10,00 mL zwavelzuur-oplossing. Je titreert het met 13,12 mL 0,1003 M natronloog.    
Bereken de molariteit van de zwavelzuuroplossing.

⇒ C. Stellen van natronloog
Je krijgt 10,00 mL oxaalzuur-oplossing met een molariteit van 1,5*10–1 M. Je titreert het met 12,55 mL natronloog.    
Bereken de molariteit van de natronloog.

⇒ D. Titratie met verdunnen
Je  krijgt 100,0 mL azijnzuuroplossing (opl. 1). Hiervan neem je 25,00 mL; je stopt dit in een maatkolf en vult deze aan tot 100,0 mL (opl. 2). Hiervan neem je 10,0 mL en dit titreer je met 10,12 mL 0,1018 M natronloog.
Bereken de molariteit van de oorspronkelijke azijnzuuroplossing.

⇒ E. Terugtitratie
Je krijgt een pil met daarin een bepaalde hoeveelheid kaliumcarbonaat. en lost deze op in 100,0 mL water. Hiervan neemt je 10,00 mL en hier voeg je een overmaat van een overmaat van 25,00 mL 0,1000 M zoutzuur toe. Daarna titreer je de oplossing met 10,32 mL 0,1003 M natronloog.
Bereken de totale massa van het kaliumcarbonaat in de pil.