Op de basisschool heb je waarschijnlijk ook al een keer les gekregen over oppervlakte. De oppervlakte is wat anders dan lengte, want oppervlakte is een gebied. We kunnen bijvoorbeeld zeggen dat een lokaal een oppervlakte van 36 m2 heeft. Je spreekt dit uit als '36 vierkante meter'.
Ook natuurgebieden kunnen weergegeven worden in eenheden van oppervlakte. Een bos kan bijvoorbeeld bestaan uit 100 ha. Een ha is een andere afkorting voor hm2. De afkorting ha spreek je uit als hectare en de afkorting hm2 spreek je uit als vierkante hectometer.
De eenheden van oppervlakte kunnen ook omgeschreven worden, kijk maar naar onderstaand schema:
Let bij dit schema op een aantal onderwerpen. Verschillende eenheden van oppervlakte hebben twee namen voor de eenheid. Zorg ervoor dat je deze dan beide kent. Opnieuw is het ook belangrijk om altijd de eenheid te noteren achter je antwoord.
Ten slotte is het belangrijk om te onthouden dat er bij eenheden van oppervlakte stappen van 100 zitten tussen de verschillende eenheden. Dit verschilt dus met de eenheden van lengte!
De oppervlakte van een rechthoek is eenvoudig te berekenen met een formule. De formule die we hiervoor gebruiken is:
Oppervlakte rechthoek = lengte • breedte
Of de versie met afkortingen:
Opp rh = l • b
Deze formule mag je alleen gebruiken als alle eenheden gelijk zijn. Je mag dus niet een lengte hebben die in dm staat en een breedte in m. Je moet er dan voor zorgen dat beide eenheden in dm of in m staan.
Bedenk ook dat deze formule geldt voor een vierkant. Een vierkant is immers een bijzondere rechthoek.
Kijk eens naar het volgende voorbeeld en probeer de oppervlakte uit te rekenen:
Als het goed is heb je de volgende berekening in je schrift gemaakt:
Oppervlakte rechthoek = lengte • breedte
Oppervlakte rechthoek = 15 • 20
Oppervlakte rechthoek = 300 m2.
Let er op dat je netjes onder elkaar alles uitwerkt en bij het antwoord niet vergeet de eenheid erachter te zetten.
Maak nu de vragen hieronder: