Begrippenlijst

Ik snap dat er veel woorden gebruikt worden in deze tekst die je misschien niet heel duidelijke meer voor de geest staat. Daarom heb ik een aantal moeilijke woorden uit de vorige tekst gehaald om ze hieronder nog even kort uit te lichten.

 

Accuraatheid: Zeer precies of zorgvuldig.

Expansie: Uitbreiding van het eigen land door gebieden over te nemen.

Fabeltje: Een verzonnen verhaaltje met dieren of personen.

Fictie: Verzonnen literatuur.

Fjorden: Een steile inkeping in de kust met bergen aan de zijkant.

Historici: Een persoon die zich in de geschiedenis verdiept heeft.

Jarls: Waren de rijke en regerende groep in de samenleving.

Karls: Waren vrije inwoners. Ze waren vaak boeren en hadden ook een zwaar leven.

Kolonies: Een gebied dat onder dwang van een ander land bestuurd wordt.

Langhuizen: Een lange woning waar de Vikingen in woonden.

Mythologie: Een verzameling van verhalen en ideeën uit een bepaalde cultuur. In die verhalen worden belangrijke vragen gesteld over onze oorsprong en doel in het leven.

Ragnarök: Het einde van de wereld zoals voorspeld wordt in de Noorse Mythologie. De wereld zou vernietigd worden samen met de goden. Daarna zou de wereld weer opnieuw beginnen.

Scandinavië: De naam voor een gebied in het noorden van Europa. De landen die in Scandinavië liggen zijn: Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden.

Strooptocht: Rooftocht. Een tocht organiseren om een gebied leeg te roven.

Supraregionaal: Op landelijk niveau.

Thing: Een volksvergadering die dient als rechtbank.

Thralls: Waren de laagste stand van de samenleving. Ze waren daarnaast ook slaven en moesten hard werken.

Verbanning: Uit de samenleving gezet worden zonder dat hij terug mag komen. Als hij terug zou komen zou hij vermoord worden.

Viking: de groep mensen die tussen de 8ste en 11de eeuw na Christus op de boot stapte uit Scandinavië en ging plunderen in Europa

Vruchtbaarheid: In staat zijn om kinderen te verwekken.

Yggdrasil: Is een gigantische boom waar alle werelden aan verbonden zijn.