Alinea 1:
De Lof der Zotheid begint met: 'De mensen mogen allemaal over mij zeggen wat ze willen - ik weet namelijk best hoe slecht Dwaasheid bekendstaat, zelfs bij de grootste dwazen-, toch ben ik het en ik alleen die de macht bezit goden en mensen vrolijk te maken,...' (Erasmus, 2018, p.11) Dit begin van zijn lofrede hebben wij ook gebruikt om onze lofrede mee te beginnen. Wij hebben deze moderner gemaakt door sociale media erbij te betrekken. We noemen daar kort de cancel-culture, een begrip wat de laatste tijd veel voorkomt op sociale media en erg toepasselijk is voor deze lofrede. Deze cancel-culture richt zich op influencers, youtubers, artiesten enzovoort. Het publiek 'cancelt' zo iemand dan voornamelijk voor uitspaken, acties en meningen die iemand heeft. Die zouden volgens het publiek dan niet door de beugel kunnen. Vanwege deze gewaagde uitspraken wordt zo'n bekend iemand gecanceld. Dit past mooi bij deze lofrede, omdat we mensen aanhalen die ook gecanceld zijn en Erasmus zou in zijn tijd met deze Lof der Zotheid ook gecanceld kunnen worden voor sommige uitspraken.
Ook noemen wij nog even Afrodite, dit is een verwijzing naar de tijd waarin de Lof der Zotheid geschreven is, de Renaissance. In de Renaissance stond de Griekse Oudheid weer centraal, er was een hernieuwde belangstelling voor de kunst, cultuur en literatuur uit de Griekse Oudheid, zo ook de Griekse mythologie. Vandaar dat wij dit hierin verwerkt hebben.
Alinea 2:
In H2 en H5 vertelt Dwaasheid erover hoe ze eruitziet en waarom ze er zo uitziet. In H2 geeft ze een opzetje naar H5, ze meldt eerst dat ze later gaat uitleggen hoe ze eruitziet om die uitspraak vervolgens te gebruiken om te verkondigen dat ze dat alleen horen als ze goed luisteren naar haar en hun oren niet te gebruiken zoals ze die gebruiken voor de “vrome predikers”, maar juist voor de “marktkooplui, clowns en narren en onze vriend Midas” (Erasmus, 2018, p.11). In H4 gaat ze er dieper op in dat ze zonder make-up spreekt: “er bestaat geen verschil tussen wat ik op mijn gezicht laat zien en wat ik in mijn hart denk” (p. 13). Hiermee wil Erasmus laten zien dat Dwaasheid niet te verhullen is, hoe erg jij je ook met de Wijsheid affineert. Wij hebben er zelf voor gekozen om een stereotype uit het studentenleven te nemen, alleen laten we haar wel een tipje van de sluier oplichten onder haar façade: Ze is zich wel bewust van de context, dus zal het studentikoze taaltje niet gebruiken.
Alinea 3:
Binnen deze alinea kozen wij ervoor om te laten zien dat de Dwaasheid veel reikwijdte heeft en hoe dat komt. Erasmus zelf doet dit ook. In H5 vertelt hij eerst over over mensen die het met hem eens zijn, "maar ze schamen zich in publiek zo voor mijn naam" dat ze hun medeluisteraars met het woord 'dwaasheid' bejegenen. (2018, p.14). Hier verwijst hij misschien ook naar de critici die zijn werk zullen beoordelen. Wij doen het over de internetgekkies op Facebook die allemaal valse informatie verspreiden en elkaar als echte zotte mensen dom houden.
Alinea 4:
In deze alinea introduceren we ons gezelschap van dwazen. In zijn Lof der Zotheid spreekt Erasmus onder andere van Lethe, Hedone en Anoia. Wij zelf spreken over Mark Rutte, Fabiola Volkers en Baudet. Daarnaast spreken wij ook over Johan Derksen en koning Willem Alexander. Vanuit de Griekse mythologie karaktiseert Erasmus (2018) zijn gevolg: Lethe staat voor Vergetelheid, Hedone belichaamt het Genotzucht en Anoia is een Leeghoofd. Dit laat weer zien dat Erasmus een echte humanist was, de Oudheid leefde weer op, een kenmerk van de Renaissance. Nu ook in zijn "niemendalletje".
Alinea 5:
Binnen deze alinea pakken we de hedendaagse theologie aan binnen onze eigen Lof der Zotheid, hiervoor gebruiken we Rik Peels. Dit doen we omdat Erasmus in zijn eigen Lof der Zotheid binnen H53 spreekt over de theologen in een aanmerkelijk groter hoofdstuk dan de andere hoofdstukken. Erasmus (2018) spreekt hier van “een massa schuilhoeken” voor theologen om te redeneren en het feit dat ze alleen de grote, verlichte kwesties waardevol inschatten (p.70-71). Hierbij stellen ze ook stellingen op die volgens hem zo paradoxaal zijn dat de stoïcijnen hierbij “platvloers” lijken (Erasmus, 2018, p.71). Wijzelf hebben ervoor gekozen om een stelling die Rik Peels innam volledig te ontkrachten, en hem vervolgens te vergelijken met andere ‘goede theologen’ die nu hun woordje niet kunnen doen. Erasmus is zelf namelijk niet tegen de theologie, maar juist tegen het “scholastisch oogpunt” dat binnen dat werkveld zo belangrijk was.
Alinea 6:
Deze alinea is vooral bedoeld als opzetje voor alinea 7, we proberen hier de Ionische rede in stand te houden door weer te loven wat niet geloofd zou moeten worden en andersom. Het borduurt eigenlijk voort op wat er gedaan in alinea 4, alleen werken we het nu uit naar ons volgende, grote onderwerp: De rol van vrouwen.
Alinea 7:
Een van de onderwerpen die wij graag in onze Lof der Zotheid wilden zetten is de rol van vrouwen en dan vooral hoe er naar vrouwen gekeken wordt. Wij hebben hiervoor de structuur en tekst van H17 uit de Lof der Zotheid gebruikt. In dit hoofdstuk praat Erasmus over de vrouw en haar rol in de maatschappij. Hij gaat in op het feit dat vrouwen 'domme en dwaze wezens' zijn en ze 'het treurige mannenkarakter met haar dwaasheid kan kruiden en verzoeten' (Erasmus, 2018, p.25) Toendertijd hadden vrouwen niks tot weinig te zeggen, hun rol was het zorgen voor het gezin en haar man. Nu is er natuurlijk veel veranderd, maar er zijn nog steeds mannen die zo over vrouwen denken en ook niet bang zijn dit uit te spreken. Zo'n hedendaags voorbeeld is Thierry Baudet. Daarom hebben wij hem verwerkt in onze eigen Lof der Zotheid.
Alinea 8:
In datzelfde hoofdstuk wat in alinea 7 gebruikt wordt. staat een passage over de vrouw en hoe zij zich alleen maar bezighoudt met haar mooie uiterlijk. Hij benoemt hierbij dat het voor vrouwen 'hun liefste wens is om mannen te behagen' en dat 'daar al dat optutten toch voor is bedoeld' (Erasmus, 2018, p.26). Dit is iets wat vandaag de dag nog heel vaak gezegd wordt. Vrouwen worden beoordeeld op hun uiterlijk, de ene keer kleden ze zich te bloot, de andere keer te preuts, de ene keer hebben ze te veel make-up op en de andere keer te weinig. Ook zouden vrouwen volgens sommigen zich alleen maar mooi maken om als mooi gezien te worden door mannen. Dit is iets waar vrouwen nu nog steeds, elke dag mee te maken krijgen. Fabiola Volkers is een voorbeeld van iemand die zich te bloot zou kleden en zichzelf zou verkopen op het internet doot blote foto's en filmpjes te plaatsen. Dit is iets waar veel schaamte en taboe in zit en het zou in dit geval bevestigen wat Erasmus zegt in zijn Lof der Zotheid en wat wij daaruit overnemen in onze Lof der Zotheid.
Alinea 9:
In het eerste deel van ons slot halen wij nog even uit naar de politiek, wij noemen kort wat onderwerpen die belangrijk zijn in de politiek, zoals klimaatverandering, gelijke rechten en emancipatie. Daarna nemen wij een deel van H68 uit de Lof der Zotheid over. Het leek ons mooi te eindigen op dezelfde manier als Eramsus. Erasmus heeft het op het laatst over het feit dat Zotheid zich 'niks meer zou herinneren van wat zij gezegd heeft' (Erasmus, 2018, p.107). Dit paste mooi bij ons personage een daarom hebben wij hier nog een stuk aan toegevoegd over het feit dat ze dit geschreven zou hebben toen ze dronken was.We sluiten af met de laatste zin uit de Lof der Zotheid en hebben deze nog een beetje omgevormd tot een moderne versie.