De onderwijskundige zorgt voor de onderwijskundige begeleiding van de BOT/MOT. Hij of zij zorgt ervoor dat het team alle fasen van het ontwerpproces doorloopt zodat een goed doordacht en compleet ontwerp ontstaat. Een onderwijsontwerpproces valt uiteen in een aantal fasen. Hierbij kan impliciet of expliciet een model voor het ontwerpen van onderwijs voor worden gebruikt. Globaal kunnen de volgende vijf fasen onderscheiden worden: analysefase, ontwerpfase, ontwikkelfase, implementatiefase en evaluatiefase. Per fase biedt de onderwijskundige ondersteuning bij:
Onderwijsontwerpproces
A. Analysefase: ondersteuning bieden bij:
de analyse van het probleem waar het ontwerp een oplossing voor moet zijn (BOT)
het vaststellen aan welke externe eisen het ontwerp moet voldoen: denk hierbij aan de eisen uit het landelijk beroepsprofiel en mogelijke andere eisen bijvoorbeeld voor registraties (BOT)
het vaststellen aan welke interne eisen het ontwerp moet voldoen: denk hierbij aan de eisen die het onderwijsmodel stelt aan het onderwijs binnen Avans.
het inventariseren van de behoefte van het werkveld en hen actief betrekken bij het geven van input voor het ontwerp bijvoorbeeld door werksessies of round tables te organiseren.
op basis van het voorgaande het ontwikkeldoel vaststellen.
B. Ontwerpfase:
Voorzien in informatie en hulpmiddelen die nodig zijn om onderwijs te (her)ontwerpen: Docenten hebben niet altijd voldoende kennis van het ontwerpen van onderwijs (Voogt et al, 2016). Hierdoor ontstaat de neiging om de ontwerpopdracht te benaderen vanuit hun huidige kennis en ervaringen. Door de BOT/MOT te voeden met informatie over het ontwerpen van onderwijs kan je als onderwijskundige voorkomen dat docenten vooral teruggrijpen op wat ze al kennen. Denk aan het inbrengen van ontwerpmodellen en didactische modellen. Dit draagt ook bij aan de ontwerp-competenties van docenten.
Werk met persona’s: het werken met persona’s - fictieve beschrijvingen van studenten die het onderwijs uiteindelijk gaan volgen - helpt om het studentenperspectief al tijdens het ontwerpen in te brengen. Hierdoor kan het ontwerp nog beter aansluiten op de behoeften van de student.
Aannames bevragen: de kans dat een BOT/MOT komt met een ontwerp dat lijkt op de vorige blauwdruk of het voorgaande onderwijs is groot. Zeker als het gaat om een herontwerp. Bevraag leden op de aannames die ze doen omtrent de opleiding/de module, hun collega’s, studenten en zichzelf. Nodig deelnemers uit om in gesprek te gaan over deze aannames en de consequenties daarvan voor het ontwerp.
Nodig (leden van) andere BOT/MOTs uit: ontwerpen en ontwerpkeuzes van andere BOTs/MOTs bieden kansen voor het opdoen van nieuwe inzichten en inspiratie.
Betrek de ICTO-coach om blended onderwijs te ontwikkelen. Voor het maken van de juiste mix van online - en contactonderwijs is het raadzaam om de ICTO-coach gedurende deze fase een aantal keer uit te nodigen.
Bied ondersteuning bij het schetsen van het materiaal en stel op basis daarvan een prototype samen (MOT)
Bereid reviews voor: stel samen de evaluatiecriteria voor reviews vast. Denk hierbij aan peerreviews en aan reviews door studenten. Een voorbeeld van een vragenlijst voor een peerreview voor blended materiaal is te vinden op teacherdesignteams.be
Organiseer en begeleid de peer-reviews: zorg dat de ontworpen materialen een aantal keer een peer-review ondergaan. Dit is van belang tijdens het hele ontwerpproces en niet alleen als het ontwerp klaar is. BOTs/MOTs hebben de neiging om hun materiaal pas te delen als het klaar is (Jonker, 2019). Hierdoor voelen docenten buiten de BOT/MOT minder eigenaarschap bij het materiaal; ze doorgronden de ontwerpkeuzes niet en het materiaal is al zo vergevorderd dat ze niet het idee hebben dat hun feedback er nog toe doet. Tijdens het proces reviewen vergroot de kans dat docenten de ontworpen materialen daadwerkelijk gaan gebruiken (Voogt et al, 2016).
Voorbereiden en begeleiden van studenten-reviews: studenten zijn de eindgebruikers van het onderwijs. Hen tijdens het ontwerpproces het materiaal (een aantal keer) voorleggen kan nuttige (en verrassende!) inzichten opleveren.
C. Ontwikkelfase:
Ondersteun bij het komen tot een definitief ontwerp op basis van de input van de review
Tussentijdse evaluatie: ga met de BOT/MOT na of met het ontworpen materiaal de vooropgezette doelen bereikt worden. Voor het evalueren van de blauwdruk kan gebruik worden gemaakt van de handvatten die aangeboden worden op de wiki blauwdrukontwikkeling, uitvoering en evaluatie bij stap 6.
Begeleiden bij het uitproberen van het materiaal: het kan voor docenten prettig zijn om het materiaal eerst binnen de BOT/MOT uit te proberen in plaats van direct voor het oog van de studenten (Voogt et al, 2016). Deze ‘generale repetitie’ kan docenten helpen om het nieuwe materiaal met vertrouwen in de praktijk te brengen (MOT)
D. Implementatiefase:
Ondersteun bij het opstellen van een implementatie-aanpak: wie is er allemaal betrokken bij het uitvoeren van het ontwerp? Wat is er op welk moment nodig om het ontwerp in de praktijk te brengen? Hoe verloopt de communicatie naar de betrokkenen?
Ondersteun bij het implementeren van het materiaal: de leden van de BOT/MOT verdelen de taken rondom de implementatie. Bied zo nodig ondersteuning bij de implementatie. Betrek hier ook de ICTO-coach uit voor ondersteuning bij het gereed krijgen van digitale leermiddelen (MOT).
E. Evaluatiefase:
Indien nodig bijsturen en de ontwerpcyclus (deels) opnieuw doorlopen: als het ontwerp niet (helemaal) voldoet aan de verwachtingen dan kan het nodig zijn om het ontwerpproces (deels) nogmaals te doorlopen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er onverwachte reacties van studenten komen op het ontwerp. Binnen de BOT/MOT nogmaals naar het ontwerp kijken en bijschaven waar nodig helpt bij het duurzaam implementeren van onderwijsvernieuwing (Voogt et al, 2016)
Studentenevaluatie: zorg gedurende de uitvoeringsfase voor het ophalen van feedback van studenten en een terugkoppeling daarvan in de BOT/MOT. Naar aanleiding van deze evaluatiegegevens het materiaal indien nodig aanpassen aan de bevindingen.
Versterken onderwijskundig leiderschap bij BOTs.
Naast de ondersteuning rondom het ontwerpproces is het ook van belang om bij de BOTs te werken aan het versterken van het onderwijskundig leiderschap zodat zij op termijn minder afhankelijk zijn van onderwijskundige ondersteuning. Dit is ook belangrijk in verband met de beweging naar zelforganisatie die Avans maakt. Dit vraagt meer onderwijskundig leiderschap. Onderwijskundig leiderschap is leiderschap dat wordt uitgeoefend door docenten ongeacht hun positie of een specifieke benoeming (Harris, 2003). Het is nuttig om hierin op te trekken met de HR business partner die zelforganisatie in zijn portefeuille heeft. De focus ligt hierbij op de BOTs. Samen met de HR business partner en de BOT-leden kan vastgesteld worden wat de mate van onderwijskundig leiderschap nu is en waar de BOT naar toe wil groeien. Op basis hiervan kan vastgesteld worden wat er nodig is voor deze ontwikkeling. Maak onderwijskundig leiderschap een regelmatig terugkerend onderwerp in de BOT-bijeenkomsten om het onder de aandacht te houden. Doe dit re-actief en pro-actief. Ook kan het nuttig zijn om uitwisselingsmomenten tussen BOTs (van vergelijkbare opleidingen) te organiseren rondom onderwijskundig leiderschap zodat ze hierin van elkaar kunnen leren. Maak tot slot aan het einde van het ontwerptraject de balans op: is het doel rondom onderwijskundig leiderschap bereikt? En ga na wat er nodig is om het onderwijskundig leiderschap verder te ontwikkelen. Werk ook hierbij samen met de HR business partner.
Deze informatie is afkomstig uit de handleiding Docentontwikkelteams van Irma van Slooten.
Deze pagina is voor het laatst aangepast door Myrte Legemaate op 24 januari 2022.