Paragraaf 5: Nederland, land zonder een echt grote stad

Amsterdam telt 850.000 inwoners. Dat is in de wereld van de megasteden een flinke wijk. Shanghai telt meer inwoners dan ons land. Nederland is meer een land van middelgrote steden. In deze paragraaf leer je meer over de ontwikkeling van de steden in Nederland.

Van stad naar agglomeratie
Tot 1800 was Amsterdam veruit de grootste stad van het land en een echte primate city. Toen in de negentiende eeuw de grote trek van het platteland naar de steden begon, richtten de migranten zich ook op andere steden. In West-Nederland groeide niet alleen Amsterdam, maar ook Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Elke stad kreeg een eigen taak. Den Haag werd het nationale bestuurscentrum. Rotterdam lag ideaal om uit te groeien tot een internationale haven- en industriestad. Utrecht met zijn centrale ligging werd na de aanleg van spoor- en autowegen het nationale distributieen vergadercentrum. Amsterdam ten slotte ontwikkelde zich tot een belangrijk financieel, diensten- en toeristencentrum. Na 1900 groeiden veel steden over hun stadsgrens heen en slokten omringende dorpen op. Soms herken je in de wijken aan de rand van de stad nog de oude dorpskernen. De stad werd een agglomeratie (bron 30).

Bron 30: Van stad tot stedelijk gebied

Van agglomeratie naar stedelijk gebied
Rond 1960 bereiken de grote steden hun top. Daarna komt de suburbanisatie op gang. Mensen willen niet langer wonen in overvolle steden waar geen geschikte en betaalbare woonruimte te vinden is. De welvaart stijgt, het autobezit neemt toe en dat maakt wonen ‘in het groen’ buiten de stad mogelijk. Ook bedrijven verlaten massaal de centrale steden. Zij vestigen zich op nieuwe bedrijfsterreinen buiten de stad. Die zijn beter bereikbaar, er is meer ruimte en de grond is er een stuk goedkoper. Het gevolg is, dat de invloed van de stad zich steeds verder uitbreidt over het omringende platteland. Er ontstaat een stadsgewest: een gebied waarin de omringende plaatsen op tal van terreinen verbonden zijn met een centrale stad. Daarom noemen we een stadsgewest ook wel een netwerkstad. Later groeien ook deze stadsgewesten steeds meer naar elkaar toe. Immers, de verbindingswegen tussen stadsgewesten zijn ideale vestigingsplaatsen voor mensen en bedrijven. Zo ontstaan stedelijke gebieden waarbinnen een aantal steden en stadsgewesten liggen die goed met elkaar verbonden zijn. De Randstad, met als centrale steden Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag, is daar een voorbeeld van (bron 31). De vorm van de Randstad, een soort hoefijzer, is natuurlijk uniek. De vier steden zijn door een open ruimte – het Groene Hart – van elkaar gescheiden. Met ‘groen op fietsafstand’ vormt het Groene Hart de ‘achtertuin’ van de mensen in de Randstad. De overheid probeert de aantasting van deze open ruimte tegen te gaan door tegen de grote steden aan nieuwe wijken te plannen. Dat zijn de Vinex-wijken. Een voorbeeld hiervan is Leidsche Rijn bij Utrecht.

Bron 31: Stedelijk Nederland

De stad en zijn omgeving
Elke ochtend en avond staan er op de Nederlandse snelwegen files, vooral rond de grote steden. Dat heeft alles te maken met de functie van een stad. Mensen vanuit de wijde omgeving komen er werken, winkelen, bezoeken het ziekenhuis, het theater of gaan er op stap. Het gebied van waaruit de mensen gebruikmaken van een stad noem je het verzorgingsgebied van een plaats. De reikwijdte geeft aan hoe ver de diensten van een stad reiken (bron 32). De omvang van het verzorgingsgebied verandert voortdurend. Dat komt vooral door de toegenomen (auto) mobiliteit. Hierdoor maken de mensen vaker gebruik van diensten die verder weg liggen. Bij het boodschappen doen worden de winkels in het dorp overgeslagen en rijdt men naar de supermarkt in of aan de rand van de stad. En dan heb je nog de concurrentie van de webwinkels. Het gevolg is dat de diensten in kleinere plaatsen te weinig klanten trekken. De omzet daalt en vroeg of laat moeten de bakker, de slager en de kapper de deuren sluiten. Zo verdwenen zij ook uit Altweerterheide.