Paragraaf 6: Stad in de steigers

De buurt verandert. Dat zie jij ook. Het buurtcafé wordt een espressobar met een hippe barista, de groenteboer wordt een saladebar en kijk, mijn afhaalchinees op de hoek is weg. Er zit nu een biologische frietboer. In deze paragraaf leer je dat er nog veel meer verandert in de stad.

De stad gaat op de schop
Na 1970 keren veel mensen de grote steden de rug toe. De vertrekkers zijn vooral gezinnen met jonge kinderen en met een midden- of hoger inkomen (bron 33). De nieuwkomers zijn vaak studenten, werkende jongeren of allochtonen. Je ziet: de rijkere worden vervangen door armere stedelingen en dus krijgt het stadsbestuur het steeds moeilijker om de eindjes aan elkaar te knopen. Kortom: de stad moet weer aantrekkelijk worden voor de rijkeren. Maar hoe?

  1. Renoveren. Veel oude wijken worden flink aangepakt. De huizen worden opgeknapt en aangepast aan de eisen van deze tijd. Zo’n aanpak noem je renovatie. In sommige gewilde wijken, dicht bij het centrum vindt gentrification plaats. De wijk leeft op maar het nadeel is, dat de opgeknapte huizen daarna onbetaalbaar zijn voor de oorspronkelijke bewoners (bron 35).

  2. Saneren. Andere wijken zijn zo slecht, dat ze moeten worden afgebroken en opnieuw opgebouwd. Dat noem je sanering. Meestal daalt daarbij de woningdichtheid (het aantal woningen per hectare) en dus ook het aantal bewoners. Ook zie je dat veel sociale huurwoningen met een lage huur nu koopwoningen worden.

  3. Nieuwbouw. Op verlaten industrie- en haventerreinen worden nieuwe woningen gebouwd. Open plekken worden opgevuld, straten en pleinen opgeknapt om de woonomgeving zo aantrekkelijk mogelijk te maken.

  4. Vinex. Compleet nieuwe wijken worden tegen de oude stad aangebouwd. Dat zijn de bekende Vinex-wijken.

Achter alle vier de maatregelen zit het idee van de compacte stad: gebruik de stadsruimte zo goed mogelijk en spaar de open ruimte buiten de stad. Een gevolg van de maatregelen is ook dat wonen in de stad voor mensen met een smalle beurs tegenwoordig bijna onbetaalbaar is geworden, vooral in de randsteden. De vraag is dan ook: van wie is de stad?

Bron 33: Regio eindhoven: stad uit, stad in

Bron 35: Gentrificatie: de Baarsjes (1997) en de Diamantbuurt (2015) in Amsterdam

Van probleemwijk naar prachtwijk
In vrijwel alle grote steden kom je probleemwijken tegen. Hier wonen vaak mensen met een laag inkomen en een niet-westerse migratieachtergrond. Zij leven en wonen min of meer gescheiden van de andere stadsbewoners. Dat noem je segregatie. Segregatie gaat in het algemeen niet goed samen met integratie in de Nederlandse samenleving en dat verkleint hun kansen op werk.
Wat doet de gemeente? Naast het verbeteren van de woningen wordt ook de publieke ruimte, zeg maar de straten, de pleinen en de parken aangepakt. Er komt een trapveldje, een speeltuintje en er komt betere straatverlichting. De buurtwinkels, cafés en buurthuizen worden ondersteund. Zij vormen immers de ruggengraat van de wijk. Ook proberen gemeenten arm en rijk in één wijk te mengen. Het idee van dit buurtbeleid is dat armere gezinnen zich zullen optrekken aan de rijkere buurtgenoten. In praktijk blijkt dit niet te werken. De buurt verbetert wel, maar de arme bewoners blijven even arm.

Grote steden beleven comeback
De maatregelen om de stad weer aantrekkelijk te maken lijken succesvol. Daar zijn drie redenen voor:

  1. steeds vaker blijven studenten wonen in de stad waar ze hebben gestudeerd en stichten er een gezin;

  2. er vindt een flinke instroom plaats van migranten uit de EU;

  3. vooral jonge mensen trekken naar de stad. Daar is werk en zijn prima voorzieningen. Deze comeback van de stad noem je re-urbanisatie. De comeback kan snel voorbij zijn wanneer vooral jonge gezinnen de stad weer verlaten, bijvoorbeeld bij gebrek aan betaalbare en geschikte woningen (bron 34).