H2 - figuurlijk taalgebruik

Met een figuurlijke betekenis wordt iets anders bedoeld dan dat er werkelijk staat. Dus je meent het niet echt, je beschrijft het alleen.

Er staat: Er wordt bedoelt:

Hij woont in het hart van de stad.

Hij woont in het centrum/het midden van de stad

We sliepen onder de blote hemel.

We sliepen buiten.

De wortels schoten de grond uit.

De wortels groeiden heel snel

 

Voorbeelden.

Hij is een wolk van een baby -> de baby is heel erg schattig

Ze is met vlag en wimpel geslaagd -> ze is met goede resultaten geslaagd

Hij is een boom van een kerel -> hij is heel erg groot

In het heetst van de strijd -> in het belangrijkste moment