Bij vaste vergelijkingen zet je twee dingen naast elkaar en vergelijk je het. Dit doe je door de woorden meestal of als te gebruiken.
Jasper is zo sterk als een beer.
Door Jasper te vergelijken met een beer, maak je duidelijk dat Jasper sterk is.
Voorbeelden.
De juwelendief was zo vlug als water
Volgens de dokter is mijn oma zo gezond als een vis
Zijn gezicht werd zo rood als een kreeft